2 Tim 2,
8-13
Lc 17, 11-19
"Het
Woord van God zit niet gevangen." Dat schrijft Paulus in zijn brief aan
Timoteüs. En hij voegt eraan toe: "Daarom ben ik bereid alles te verdragen
ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij redding verwerven".
Deze woorden
van de apostel tonen ons de vrijheid en de kracht van de heilige Schrift, die
ons elke zondag wordt verkondigd. In die zin is het woord van God werkelijk een
kostbaar geschenk van de Heer.
Als wij in
ons eigen leven of in de wereld geconfronteerd worden met droevige
gebeurtenissen, slagen die er niet in het evangelie te verstikken, zoals ook de
ketenen de apostel Paulus niet kunnen tegenhouden om te verkondigen.
Elke zondag,
of we nu naar de mis komen of niet, spreekt het evangelie tot het leven van de
mensen. We zouden kunnen zeggen dat we, in tegenstelling tot Paulus die
"als een misdadiger gevangen moet zitten" omwille van het evangelie,
onszelf gevangen zetten door niet te luisteren naar het enige woord dat ons kan
redden. Het evangelie van deze zondag toont ons opnieuw hoe krachtig het woord
is.
Jezus
bevindt zich in het gebied van Jizreël, tussen Galilea en Samaria. Hij komt aan
in een dorp en tien melaatsen lopen op Hem toe – ze hielden zich vaak op in
onbewoonde gebieden.
Ze blijven
op een afstand staan, zoals de wet dat voorschreef, en roepen hem toe:
"Jezus, Meester, heb medelijden met ons". Jezus mijdt hen niet, zoals
vele mensen doen, maar begint met hen te spreken. Hij stuurt hen uiteindelijk
weg met de boodschap: "Ga u aan de priesters laten zien".
Jezus geneest
hen niet meteen zoals hij dat met anderen gedaan had; hij raakt hen niet aan,
maar hij nodigt hen uit om zich te gaan tonen aan de priesters. Hij vraagt hen
dus om een daad van geloof te stellen.
De tien
melaatsen gehoorzamen meteen en gaan naar de priesters. De evangelist vertelt
dat ze onderweg gereinigd werden; we zouden kunnen zeggen dat ze merkten dat ze
genezen waren. Dit heeft wel degelijk een betekenis: de genezing, het mirakel,
is geen wonderlijk feit dat onverwachts gebeurt, als een toverkunstje.
We kunnen
het eerste deel van dit tafereel vergelijken met de eerste stappen van elke
bekering en van het leven van een leerling. Een bekering gebeurt altijd na een vraag
om hulp, een gebed, zoals bij deze tien melaatsen.
Elke zondag
zeggen wij trouwens aan het begin van de liturgie: "Heer, ontferm u".
Dat wil zeggen: Heer, help ons. Je kan genezen worden als je erkent dat je ziek
bent, dat je hulp, bescherming, steun nodig hebt.
De mensen
zijn vaak verstrooid als ze een hulpkreet horen, maar de Heer houdt halt en
luistert. Meer nog, Hij antwoordt meteen. De apostel legt ons vandaag uit dat
het woord van God nooit vastgeketend is: het spreekt krachtig en vrij, altijd.
Het probleem
ligt eerder aan onze kant: wij luisteren niet altijd, of vertrouwen het niet of
zijn eerder vol van onze eigen woorden. Deze zondag wordt ons gevraagd te
luisteren naar het evangelie en erop te vertrouwen, zoals die tien melaatsen.
Zoals Jezus
gevraagd had, gaan ze naar de priesters en onderweg worden ze genezen. Dat
betekent dat de genezing begint wanneer je naar het evangelie begint te
luisteren, in plaats van jezelf of je gewoontes van altijd te volgen. In die
zin worden wij genezen in ons hart en ons lichaam, als wij luisteren naar het
evangelie.
De
evangelielezing van deze zondag voegt er na het verhaal van de genezing van de
tien melaatsen nog aan toe dat er slechts één terugkomt en “met luide stem God
verheerlijkte. Hij wierp hij zich aan Jezus’ voeten en bedankte Hem”.
De evangelist wil met dit gebaar benadrukken
wat de volgende stap in de bekering is: dankbaar zijn en je leven toevertrouwen
aan Jezus. De volledige genezing heeft ook betrekking op je hart. De tiende
melaatse was niet alleen “genezen”, hij werd ook “gered”. De andere negen,
allemaal joden, vonden misschien dat ze als kinderen van Abraham recht hadden
op genezing.
De tiende,
een Samaritaan, een vreemdeling dus, ervaart de genezing als een genade, een
onverdiend geschenk, dat met liefde moet beantwoord worden. Hij is een
voorbeeld voor ons allen, om de gratis liefde van God voor ons leven te mogen
ontvangen en Hem te danken dat Hij naar ons heeft omgezien.