Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

25 september 2016

Am 6, 1.4-7
Lc 16, 19-31

Vandaag is het de zondag van de arme Lazarus, die aan de deur van de rijke ligt, vol zweren, en die zijn honger had willen stillen met de kruimels die van de tafel vielen. Het evangelie wil dat we vandaag de vele arme Lazarussen ontmoeten, de arme mensen die vandaag leven.  We mogen niet leven alsof zij niet bestaan.  Wie honger heeft in onze stad, maar ook al wie honger heeft in andere landen van de wereld, in Afrika, in Zuid-Amerika, in Azië.  Jezus leert ons ons te ontfermen over hun wonden, en verontwaardigd te zijn over hun honger. Wij moeten Lazarus opmerken, opdat hij ons zou verwelkomen in de hemel en zou bemiddelen voor ons.
“Ik had honger en jullie hebben Mij te eten gegeven. Ik had dorst en jullie hebben Me te drinken gegeven”, dat lezen we in het 25ste hoofdstuk van Matteus.  Jezus wil dat de mensen niet leven zonder na te denken, en – zoals de profeet Amos zegt – als feestvierders die het leven verkwisten en denken dat iedereen is zoals zij. Wie niet nadenkt, legt zich neer bij een wereld vol lijden en scheidt zich van de liefde door een afgrond die niet meer kan opgevuld worden. Het tegenovergestelde van een gedachteloos en oppervlakkig hart is niet een heldhaftig of druk leven, maar een menselijk leven met een goed hart.
"Er was eens een rijk man, die gekleed ging in purper en het fijnste linnen, en die elke dag uitbundig feestvierde”. Deze man, zonder naam, wordt niet beschreven als een verspiller, en ook niet als een uitbuiter van zijn dienaren. Het is iemand zoals iedereen en hij gedraagt zich op dezelfde manier als iedereen van zijn stand: hij geniet zonder nadenken van zijn rijkdom.
 Het probleem ligt in het vervolg van het verhaal: “Aan zijn poort lag een zekere Lazarus; hij was arm en zat onder de zweren. Lazarus had graag zijn honger gestild met wat er van de rijke op de grond viel, maar nee, de honden kwamen en likten aan zijn zweren”.
Nu noemt de evangelist wel een naam, Lazarus, en beschrijft het verschil tussen zijn situatie en die van de rijke. Ook vandaag is er een grote kloof tussen wie het goed heeft en wie weinig of niets heeft.  En veel mensen vinden dat ok.  Maar het evangelie leert ons dat dit een groot onrecht is dat niet goed te praten valt. 
Na de dood van de twee volgt een heel ander tafereel. En deze keer blijkt duidelijk wat de gedachte is van God en hoe Hij oordeelt. De rijke man en Lazarus zijn beiden “zonen van Abraham”. Maar Lazarus zit mee aan de hemelse tafel en de rijke, die niet is opgenomen in de eeuwige tenten, is op de plaats van kwelling terecht gekomen.
Als de rijke Lazarus destijds geholpen had, zou Lazarus hem nu in de hemel opgenomen hebben. Maar nu pas begrijpt de rijke de waarheid van het leven, en het is te laat.
De rijke begrijpt wel het onvermijdelijke van zijn nieuwe droevige situatie, zoals hij voorheen ongestoord zijn onnadenkendheid aanvaardde en zijn purper en zijn linnen. Hij vraagt immers niet om van plaats te mogen veranderen, maar vraagt slechts een beetje verlichting: hij is al tevreden als hij met zijn tong een natte vinger mocht aanraken. Maar dit is onmogelijk; zelfs God kan de afgrond die de man rond zich heen heeft gegraven niet overbruggen.
En toch blijven ook wij afgronden creëren tussen de ene mens en de andere, tussen volkeren, tussen etnische groepen, en uiteindelijk, op wereldschaal, tussen rijke en arme landen. Lazarus is de dakloze man naast ons, de vreemdeling, een vluchteling, een uitgebuit en vernederd volk.
Uit de gelijkenis blijkt met de grootste duidelijkheid Gods voorliefde voor Lazarus en voor iedereen die, op elk moment van de geschiedenis en op gelijk welke plaats van de wereld, in dezelfde omstandigheden verkeert.
De rijken en de armen sterven. En de wereld wordt op zijn kop gezet. Zoals in de zaligsprekingen: Gelukkig wordt de arme, terwijl de rijke alleen achterblijft met zijn rijkdom die hem niet verwarmt, die hem geen voldoening schenkt, maar hem in tegendeel kwelt.
De wereld op zijn kop: Lazarus is bij Abraham, in de schoot van Abraham, terwijl de rijke niemand heeft die hem opneemt. Hij blijft zonder troost. Hij was verzadigd en nu heeft hij honger, hij lachte, maar nu huilt hij. De kwellingen van de rijke in het evangelie zijn geen dreigement. Jezus wil ons geen schrik aanjagen, integendeel hij stelt ons gerust. Hij probeert uit te leggen hoe het leven echt is en hoe wij gered kunnen worden. 
Jezus maakt duidelijk aan de rijke dat de vreugde en de toekomst niet in rijkdom te vinden zijn. En dat men zonder de ander alleen blijft en de hel opbouwt. Wat nu? Is er hoop voor de rijke? Kan de rijke veranderen? Ook Jezus is erg bezorgd om deze vraag.   
Het is gemakkelijker voor een kameel door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van de hemel binnen te gaan, zal Hij zeggen. Jezus hield van die rijke man, maar Hij werd niet door hem bemind. Wat nu? We moeten de vele afgronden van onwetendheid en van afstand overbruggen, waar woorden ontbreken, waar handen niet worden uitgestoken, waar troost wordt geweigerd.
Laten we deze afgronden opvullen, zoals de barmhartige Samaritaan, die met medelijden het goede wil voor een vreemde in nood en hem maakt tot zijn naaste. Met het antwoord van Abraham aan de rijke lijkt Jezus er de nadruk op te leggen dat wij geen wonderen nodig hebben om ons hart te bekeren, om deze afgronden te vullen. Het evangelie, dat het hart van mensen opent en menselijk maakt en dicht bij de anderen brengt, volstaat.

In de ontmoeting tussen leiders van de wereldgodsdiensten die afgelopen week in Assisi plaatsvond, was er naast de aanwezigheid van de paus, ook de president van de Centraal Afrikaanse Republiek.  Hij vertelde over zijn land, dat in een verschrikkelijke oorlog verwikkeld was.  Hij zei het volgende: De duistere krachten leken te overwinnen, maar God heeft het niet toegelaten want wij zijn niet alleen gelaten.  Ons volk heeft vrienden op haar weg gevonden, die bij ons zijn gebleven in de meest duistere uren.  Het waren de vrienden van Sant Egidio, die zonder ophouden zich hebben ingezet voor het einde van ons conflict, op een moment dat niemand geïnteresseerd was in ons land.  Zij hielden niet op met te praten met iedereen, van de religieuze gemeenschappen, tot de gewapende troepen en de politieke partijen, om de mensen van Centraal Afrika te herinneren aan hun geschiedenis van vreedzaam samenleven tussen mensen van verschillende geloofsovertuigingen en culturen. 

Dat is wat wij als leerlingen van Jezus moeten doen.  Lazarus niet alleen laten.  Aan zijn kant staan, hem verdedigen, vriend van hem worden en waar we kunnen, zijn lijden proberen verzachten of oplossen.  Maar dit kunnen we niet alleen. 

Wij moeten ons meer tot Jezus keren en beter proberen te begrijpen hoe ons leven gered kan worden.  Laten wij onze ogen en ons hart openen voor de vele Lazarussen van deze tijd.  Laten wij hen ook opnemen in ons gebed en God smeken hun lijden te verzachten.