Am 6, 1.4-7
Lc 16, 19-31
Vandaag is
het de zondag van de arme Lazarus, die aan de deur van de rijke ligt, vol
zweren, en die zijn honger had willen stillen met de kruimels die van de tafel
vielen. Het
evangelie wil dat we vandaag de vele arme Lazarussen ontmoeten, de arme mensen
die vandaag leven. We mogen niet leven
alsof zij niet bestaan. Wie honger heeft
in onze stad, maar ook al wie honger heeft in andere landen van de wereld, in
Afrika, in Zuid-Amerika, in Azië. Jezus leert
ons ons te ontfermen over hun wonden, en verontwaardigd te zijn over hun
honger. Wij moeten Lazarus opmerken, opdat hij ons zou verwelkomen in de hemel
en zou bemiddelen voor ons.
“Ik had
honger en jullie hebben Mij te eten gegeven. Ik had dorst en jullie hebben Me te
drinken gegeven”, dat lezen we in het 25ste hoofdstuk van
Matteus. Jezus wil dat de mensen niet leven
zonder na te denken, en – zoals de profeet Amos zegt – als feestvierders die
het leven verkwisten en denken dat iedereen is zoals zij. Wie niet nadenkt,
legt zich neer bij een wereld vol lijden en scheidt zich van de liefde door een
afgrond die niet meer kan opgevuld worden. Het tegenovergestelde van een
gedachteloos en oppervlakkig hart is niet een heldhaftig of druk leven, maar
een menselijk leven met een goed hart.
"Er was
eens een rijk man, die gekleed ging in purper en het fijnste linnen, en die
elke dag uitbundig feestvierde”. Deze man, zonder naam, wordt niet beschreven
als een verspiller, en ook niet als een uitbuiter van zijn dienaren. Het is
iemand zoals iedereen en hij gedraagt zich op dezelfde manier als iedereen van
zijn stand: hij geniet zonder nadenken van zijn rijkdom.
Het probleem ligt in het vervolg van het
verhaal: “Aan zijn poort lag een zekere Lazarus; hij was arm en zat onder de
zweren. Lazarus had graag zijn honger gestild met wat er van de rijke op de
grond viel, maar nee, de honden kwamen en likten aan zijn zweren”.
Nu noemt de
evangelist wel een naam, Lazarus, en beschrijft het verschil tussen zijn
situatie en die van de rijke. Ook vandaag is er een grote kloof tussen wie het
goed heeft en wie weinig of niets heeft.
En veel mensen vinden dat ok. Maar
het evangelie leert ons dat dit een groot onrecht is dat niet goed te praten
valt.
Na de dood
van de twee volgt een heel ander tafereel. En deze keer blijkt duidelijk wat de
gedachte is van God en hoe Hij oordeelt. De rijke man en Lazarus zijn beiden
“zonen van Abraham”. Maar Lazarus zit mee aan de hemelse tafel en de rijke, die
niet is opgenomen in de eeuwige tenten, is op de plaats van kwelling terecht
gekomen.
Als de rijke
Lazarus destijds geholpen had, zou Lazarus hem nu in de hemel opgenomen hebben.
Maar nu pas begrijpt de rijke de waarheid van het leven, en het is te laat.
De rijke begrijpt
wel het onvermijdelijke van zijn nieuwe droevige situatie, zoals hij voorheen
ongestoord zijn onnadenkendheid aanvaardde en zijn purper en zijn linnen. Hij
vraagt immers niet om van plaats te mogen veranderen, maar vraagt slechts een
beetje verlichting: hij is al tevreden als hij met zijn tong een natte vinger
mocht aanraken. Maar dit is onmogelijk; zelfs God kan de afgrond die de man
rond zich heen heeft gegraven niet overbruggen.
En toch
blijven ook wij afgronden creëren tussen de ene mens en de andere, tussen
volkeren, tussen etnische groepen, en uiteindelijk, op wereldschaal, tussen
rijke en arme landen. Lazarus is de dakloze man naast ons, de vreemdeling, een vluchteling,
een uitgebuit en vernederd volk.
Uit de
gelijkenis blijkt met de grootste duidelijkheid Gods voorliefde voor Lazarus en
voor iedereen die, op elk moment van de geschiedenis en op gelijk welke plaats
van de wereld, in dezelfde omstandigheden verkeert.
De rijken en
de armen sterven. En de wereld wordt op zijn kop gezet. Zoals in de
zaligsprekingen: Gelukkig wordt de arme, terwijl de rijke alleen achterblijft
met zijn rijkdom die hem niet verwarmt, die hem geen voldoening schenkt, maar
hem in tegendeel kwelt.
De wereld op
zijn kop: Lazarus is bij Abraham, in de schoot van Abraham, terwijl de rijke
niemand heeft die hem opneemt. Hij blijft zonder troost. Hij was verzadigd en
nu heeft hij honger, hij lachte, maar nu huilt hij. De kwellingen van de rijke
in het evangelie zijn geen dreigement. Jezus wil ons geen schrik aanjagen,
integendeel hij stelt ons gerust. Hij probeert uit te leggen hoe het leven echt
is en hoe wij gered kunnen worden.
Jezus maakt
duidelijk aan de rijke dat de vreugde en de toekomst niet in rijkdom te vinden
zijn. En dat men zonder de ander alleen blijft en de hel opbouwt. Wat nu? Is er
hoop voor de rijke? Kan de rijke veranderen? Ook Jezus is erg bezorgd om deze
vraag.
Het is
gemakkelijker voor een kameel door het oog van een naald te gaan dan voor een
rijke om het koninkrijk van de hemel binnen te gaan, zal Hij zeggen. Jezus
hield van die rijke man, maar Hij werd niet door hem bemind. Wat nu? We moeten
de vele afgronden van onwetendheid en van afstand overbruggen, waar woorden
ontbreken, waar handen niet worden uitgestoken, waar troost wordt geweigerd.
Laten we
deze afgronden opvullen, zoals de barmhartige Samaritaan, die met medelijden het
goede wil voor een vreemde in nood en hem maakt tot zijn naaste. Met het
antwoord van Abraham aan de rijke lijkt Jezus er de nadruk op te leggen dat wij
geen wonderen nodig hebben om ons hart te bekeren, om deze afgronden te vullen.
Het evangelie, dat het hart van mensen opent en menselijk maakt en dicht bij de
anderen brengt, volstaat.
In de
ontmoeting tussen leiders van de wereldgodsdiensten die afgelopen week in
Assisi plaatsvond, was er naast de aanwezigheid van de paus, ook de president
van de Centraal Afrikaanse Republiek.
Hij vertelde over zijn land, dat in een verschrikkelijke oorlog
verwikkeld was. Hij zei het volgende: De duistere krachten leken te overwinnen,
maar God heeft het niet toegelaten want wij zijn niet alleen gelaten. Ons volk heeft vrienden op haar weg gevonden,
die bij ons zijn gebleven in de meest duistere uren. Het waren de vrienden van Sant Egidio, die
zonder ophouden zich hebben ingezet voor het einde van ons conflict, op een
moment dat niemand geïnteresseerd was in ons land. Zij hielden niet op met te praten met
iedereen, van de religieuze gemeenschappen, tot de gewapende troepen en de politieke
partijen, om de mensen van Centraal Afrika te herinneren aan hun geschiedenis
van vreedzaam samenleven tussen mensen van verschillende geloofsovertuigingen
en culturen.
Dat is wat
wij als leerlingen van Jezus moeten doen.
Lazarus niet alleen laten. Aan
zijn kant staan, hem verdedigen, vriend van hem worden en waar we kunnen, zijn
lijden proberen verzachten of oplossen.
Maar dit kunnen we niet alleen.
Wij moeten
ons meer tot Jezus keren en beter proberen te begrijpen hoe ons leven gered kan
worden. Laten wij onze ogen en ons hart
openen voor de vele Lazarussen van deze tijd.
Laten wij hen ook opnemen in ons gebed en God smeken hun lijden te
verzachten.