Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

28 aug

Sir 3,17-18.20.28-29
Lc 14, 1.7-14

“Het hart van de verstandige mens denkt na over de spreuken,” zegt Jezus Sirach. Dat willen wij deze zondag doen, door te luisteren naar de twee gelijkenissen van Jezus. Deze gelijkenissen doen ons nadenken, vooral nu we aan het einde zijn gekomen van de vakantie en we ons dagelijks ritme weer opnemen.
Het evangelie vertelt dat Jezus door een vooraanstaande farizeeër uitgenodigd wordt om bij hem te komen eten. Hij ziet hoe iedereen een ereplaats voor zichzelf zoekt. Dat beeld is ons wellicht vertrouwd, zelfs als we ons uit angst of uit fatsoen niet altijd op de voorgrond durven plaatsen. De gewoonten waarover het evangelie spreekt, zijn ons zeker niet vreemd.
Jezus weet wat er diep in ons hart leeft en ziet dat we, zoals de gasten in het evangelie, een ereplaats kiezen voor onszelf. Het gaat er niet zozeer om dat je de beste plaats wil of op de eerste rij wil zitten. Je kan ook een ereplaats op het oog hebben als je op de laatste rij of op de laatste plaats gaat zitten. Het is geen kwestie van stoelen, maar van je hart.
Een ereplaats zoeken betekent dat je jezelf in het middelpunt wil stellen, dat je je eigen comfort zoekt, dat je bediend wil worden in plaats van te dienen, dat je erkenning nastreeft eerder dan je hulp aan te bieden, dat je eerst zelf bemind wil worden alvorens zelf lief te hebben. Je zoekt dus een ereplaats als je je boven de anderen stelt.
Het gaat dus niet om zitplaatsen, maar om een levenshouding. Jezus veroordeelt dit soort gedrag, want zo staan mensen tegenover elkaar als concurrenten of vijanden. Zo gaan mensen elkaar beschuldigen, worden ze jaloers en zelfs agressief. Het is geen kwestie van etiquette en beleefdheid.
Jezus gaat veel verder. Hij gaat uit van het beeld dat iedereen van zichzelf heeft. Wat Hij ons wil leren, is duidelijk: als je van jezelf denkt rechtvaardig te zijn en met geheven hoofd meent aanspraak te kunnen maken op een ereplaats, dan zal iemand jou zeggen: “Sta uw plaats aan hem af”. Dan zal je beschaamd plaats moeten maken.
Daarom moeten we ons schamen – voor onze arrogantie en onze toegeeflijkheid tegenover onszelf – nog vóór we gaan zitten. We moeten ons voor God schamen om onze zonden, zonder daarom terneergeslagen te zijn, want "niemand is goed behalve God, de Ene”.
De heilige liturgie leert ons deze houding, bijvoorbeeld door bij het begin drie keer "Heer, ontferm U" te zeggen. Dan komt de Heer en zegt tot ieder van ons: "Vriend, kom meer naar voren". "Vriend, kom en luister naar mijn woord, eet vreugdevol van mijn brood en drink van mijn beker!”
Als je jezelf vernedert en om vergeving vraagt, als je je hoofd buigt voor de Heer, zal Hij je groter maken. De Heer kan niet tegen arrogantie en egoïsme. Hij is de "vader van de deemoedigen”.
Jezus Sirach waarschuwt: "Wat je doet, mijn kind, doe dat met zachtheid, en je zult meer bemind worden dan iemand die geschenken geeft. Hoe hoger je staat, des te kleiner moet je je maken en je zult genade vinden bij de Heer”
Nederigheid heeft niets te maken met onderdanigheid. Als je nederig bent, erken je dat alleen God groot is, dat alleen Hij goed en barmhartig is. Niemand van ons is van nature goed of heeft vanzelf een goed karakter. Integendeel, we zijn doordrongen van egoïsme. Goedheid is vrucht van bekering, van het luisteren naar het woord van God en van de naastenliefde.
Als je nederig bent, kan je begrip opbrengen, kan je liefhebben, broederlijk leven, bidden en menselijk handelen. Dan kan je de hoogste bergen verzetten en de diepste afgronden overbruggen. De nederige doet ook wat de andere gelijkenis van het evangelie zegt: “Wanneer u ’s middags of ’s avonds een feestmaal geeft, roep dan niet uw vrienden bij elkaar, of uw broers of uw familie, of rijke buren. Die zouden u op hun beurt uitnodigen, om iets terug te doen. Nodig liever, als u een feest aanricht, armen uit, gebrekkigen, kreupelen en blinden. Wat een geluk voor u dat ze er niets tegenover kunnen stellen” (14, 12-14).

Zo ontstaat een nieuwe, alomvattende solidariteit. Wat moeten we als nederige leerlingen dit jaar doen? Welke initiatieven zullen we op touw zetten? Wij krijgen de taak om de tafel te dekken voor een liefdevol feestmaal, om te dienen, om iedereen en vooral de armsten lief te hebben.