Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

zondag 3 april

Hnd 5, 12-16
Joh 20, 19-31

Beste vrienden,
Deze eucharistieviering heeft een bijzondere betekenis in dit Jubeljaar van de Barmhartigheid. Het evangelie voert ons naar de avond van Pasen, in de bovenzaal. Jezus had de dag doorgebracht met de twee leerlingen, van wie de naam niet vermeld wordt, die bedroefd onderweg waren naar Emmaüs, hun dorp.
Het evangelie van deze tweede zondag van Pasen vertelt wat er die avond gebeurde. De evangelist vertelt dat Jezus, “hoewel de deur op slot was” binnenkwam Jezus en in hun midden ging staan.

Tijdens het Laatste Avondmaal had Hij hen gezegd: “Ik kom bij jullie terug. Want nog maar een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, terwijl jullie Mij wel zullen zien, want evenals Ikzelf zullen ook jullie leven”.
Maar ze hebben het nog steeds niet begrepen en zullen het ook nooit begrijpen. Met Pasen beginnen zij Jezus op een andere manier te begrijpen. Ze zien een andere Jezus: Hij is verrezen nu – al is Hij nog steeds dezelfde: in zijn lichaam zie je de tekenen van de spijkers en de opening van de lans; ze vertellen dat dit het begin van de verrijzenis is – ook vandaag wachten nog vele lichamen die door wonden en lijden getekend zijn op een verrijzenis.

De verrezen Jezus is daar bij zijn leerlingen om hun dezelfde zending toe te vertrouwen: “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie”.
Door Jezus geeft de Vader zijn leerlingen een unieke zending: de wereld vrede en vergeving brengen. Het is een vreugdevolle avond voor die tien leerlingen: ze hebben hun Heer weergezien.

De twee leerlingen van Emmaüs, die ’s avonds laat naar Jeruzalem teruggekomen zijn, vergroten de vreugde nog. Dat is echter niet zo voor Tomas, een beschikbaar en edelmoedig man; hij had ooit gezegd dat hij bereid was te sterven voor Jezus, ook al was hij daarna samen met de anderen gevlucht.

Als de tien hem zeggen: “We hebben de Heer gezien!”, antwoordt Tomas koudweg: “Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet”.
Hij zegt meteen: “ik wil zien”. En omdat ogen soms kunnen bedriegen – Tomas wou zeker niet als goedgelovig bestempeld worden – eist hij op de koop toe ook nog een fysiek bewijs: zijn vinger in de gaten van de spijkers leggen en zijn hand in de opening in zijn zijde. Tomas aanvaardt het evangelie van de tien niet en blijft triest en zonder hoop achter, ook al had hij daar misschien aannemelijke redenen toe.

Acht dagen later zijn de leerlingen opnieuw samen, Tomas ook, net als wij vandaag. Jezus komt opnieuw. De deuren zijn weer op slot omdat de leerlingen bang waren; iedereen, ook Tomas: ongeloof en schrik gaan namelijk vaak samen.
Jezus wenst hen de vrede toe en zoekt dan meteen met zijn blik Tomas. Hij noemt hem bij naam en zegt: “Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig”.

Nu hij voor Jezus staat, die de tekenen van het kruis draagt, kan Tomas niet anders dan zijn geloof belijden: “Mijn Heer en mijn God!”. Jezus antwoordt: “Omdat je Me gezien hebt geloof je? Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen”.
Dat is de laatste zaligspreking van het evangelie, die het fundament is van alle generaties die sindsdien zijn voortgekomen uit de elf. Geloof komt sindsdien niet voort omdat je gezien hebt, maar door te luisteren naar het evangelie van de apostelen.

Een oude legende vertelt dat de rechterhand van Tomas tot aan zijn dood bloedrood gebleven is. De Heer, die weet hoe kleingelovig wij zijn, blijft ieder van ons aansporen, zoals hij met Tomas deed, om onze handen vuil te maken aan de wonden van de mensen, om situaties waar mensen lijden op te zoeken: de Heer vormt ons ongeloof om tot vriendschap en bron van vrede. 

Als wij dus Jezus beter willen leren begrijpen, moeten wij niet alleen naar zijn woorden luisteren, we moeten ook de zwakken en armen opzoeken.  Want Jezus heeft ons zelf gezegd dat we in iedere kleinste Hem kunnen herkennen.