Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

11 april 2016

Hnd 5, 27-32.40-41
Joh 21, 1-19

Het Evangelie dat we vandaag hebben gelezen, vertelt de derde verschijning van Jezus aan de apostelen na de verrijzenis. Jezus nodigt de leerlingen die ochtend uit aan de oevers van het meer van Galilea, zoals Hij ook ons vandaag in deze heilige liturgie uitnodigt: “Kom nu en eet”.

De liturgie is altijd een uitnodiging van de Heer. Zo wordt het evangelie werkelijkheid: “Toen nam Jezus brood en gaf het hun.” In elke eucharistieviering herbeleven we Pasen zelf – een gave die wij allemaal, en de hele wereld nodig hebben. Wij hebben het nodig om Pasen te beleven met vreugde in ons hart opdat het de wereld zou op weg zetten naar een rijk van liefde en vrede dat Jezus onder de mensen heeft ingesteld.
Wat Petrus, Tomas, Natanaël, de zonen van Zebedeüs en de andere twee leerlingen deden, toen ze opnieuw vissers van vissen en niet van mensen geworden waren, staat dicht bij onze eigen ervaring.

De evangelist stelt bovendien vast dat “ze die nacht niets vingen”. Zelfs geen vissen. Dat maken veel mensen mee, zich dag en nacht afpeigeren zonder iets te produceren, zonder enig resultaat. Dat is ook onze ervaring als we ver van de Heer verwijderd zijn. De “nacht” waarover het Evangelie spreekt, is geen tijdsaanduiding, maar de situatie van wie ver van Jezus staat. Zonder de Heer is het altijd nacht en zijn onze inspanning vergeefs. Jezus had zijn leerlingen tijdens het Laatste Avondmaal gezegd: “Los van Mij kunnen jullie niets”.

Maar terwijl alles triest ten einde lijkt te lopen gaat Jezus naar zijn zeven vermoeide leerlingen toe en gaat de confrontatie aan met hun moeite en hun ontgoocheling.
Omdat Jezus nu bij hen is – het maakt niet uit of ze zich daarvan bewust zijn of niet – komt er en einde aan de nacht. Een nieuwe dag breekt aan, een nieuw leven voor deze vermoeide, bange leerlingen.

Hij vroeg hen of ze vis hadden om te eten. De zeven leerlingen moesten nu wel toegeven dat ze niet veel hadden en dat ze niet veel hadden klaargespeeld. Ze hadden niet eens vijf broden en twee vissen, zoals bij de eerste broodvermenigvuldiging.
Ze hadden Jezus ook nog niet herkend, maar Hij stelde voor om het over een andere boeg te gooien: “Werp dan het net uit, rechts van de boot, daar zul je wel iets vinden”. De zeven mannen volgden zijn raad op zonder de minste weerstand – ook al hadden ze daar redenen toe gehad. En ze vingen buitengewoon veel vis. Als je luistert naar het Woord van God, gebeuren er mirakels, zoals de verrijzenis met Pasen.

De leerlingen zijn blij dat ze deze keer wel succes hebben met hun vangst en een van hen, die Jezus liefhad, riep uit: “Het is de Heer!”. De leerling die de Heer liefhad, verkondigt nogmaals aan de andere apostelen dat het Pasen is.
Als Simon Petrus begrijpt dat de Heer voor hen staat, voelt hij zich heel klein: maar wij zijn allemaal zoals Petrus, we voelen dat we de Heer en zijn ongelooflijke liefde niet waard zijn. Ieder van ons beseft dat hij de Heer niet waardig is, dat hij zondig is, dat hij hulp nodig heeft.

Petrus doet meteen zijn bovenkleed aan, want hij was naakt, springt in het water en zwemt naar Jezus. De anderen komen hem achterna met de boot en het net vol vis. Ze bereiken de oever en zien dat Jezus een vuur heeft aangestoken en dat er brood en vis is. Niemand durft Hem iets te vragen. Ze zijn sprakeloos, zoals wanneer je overweldigd bent door de liefde en tederheid die je krijgt.

Een eenvoudig tafereel, dat verwondering oproept, maar vooral een vraag: Jezus stelt Simon Petrus een vraag. Geen vraag over het verleden, over zijn ontgoochelingen, zelfs niet over de schrik. Hij vraagt hem enkel: “Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?”. Jezus peilt naar Petrus’ liefde. Hij herinnert hem niet aan het feit dat hij hem enkele dagen geleden nog verraden heeft; de liefde bedekt immers heel wat zonden. Petrus schaamt zich en antwoordt: “Heer, U die alles weet, U beseft toch wel dat ik van U houd”. Dat is een veel oprechter antwoord dan dat van die donderdag in de boevenzaal toen hij aan Jezus zei: “Heer, ik ben bereid met U zelfs de gevangenis en de dood in te gaan”.

Nu is zijn antwoord veel menselijker. En ook al heeft hij dat niet verdiend, Jezus zegt hem: Zorg dan voor mijn schapen”: wees verantwoordelijk voor de mensen die Ik je toevertrouw. Petrus, die nochtans heeft getoond dat hij moeite had om de Heer trouw te blijven, als de verantwoordelijke? Waarom net hij? Nu staat Petrus wel open voor de liefde die Jezus hem geeft, en deze liefde stelt hem in staat te spreken, te getuigen, te zorgen voor de anderen.
Jezus vraagt niet één keer naar Petrus’ liefde, maar wel drie keer, steeds opnieuw dus. De Heer vraagt ons elke dag of we Hem graag zien. Hij vraagt ons om elke dag om voor de anderen te zorgen. De enige kracht die ons in staat stelt te leven is de liefde voor de Heer.

Jezus zegt aan Petrus: “Als jongeman deed je zelf je gordel om en je ging de weg die je zelf wilde”. Petrus dacht waarschijnlijk terug aan zijn jonge jaren, toen hij nog visser was in Betanië, toen hij altijd vroeg op stond om te gaan vissen, toen hij kon gaan en staan waar hij wilde, maar misschien ook aan zijn ontgoochelingen en de plaats waar hij Jezus voor het eerst ontmoette.

Terwijl Petrus terugdenkt aan vroeger, gaat Jezus verder: “Als je oud bent zul je je armen uitstrekken en je gordel laten omdoen, en je zult een weg gaan die je zelf niet wil”. Het evangelie legt uit dat dit over zijn dood gaat; maar Petrus zal, zoals elke gelovige, niet in de steek gelaten worden: de liefde waarop wij zullen worden beoordeeld, daartoe engageert de Heer zich in de eerste plaats zelf.


Hij heeft ons als eerste liefgehad, Hij zal ons nooit in de steek laten, ook niet als iemand anders “je gordel zal omdoen en je een weg zult gaan die je zelf niet wil”. Wat we moeten onthouden van dit tafereel aan de oever van het meer, dat elke zondag herhaald wordt, is de trouw; dit tafereel verwijst naar de eeuwigheid, naar de eeuwige liefde van Jezus voor zijn leerlingen, voor ieder van ons.