Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

Palmzondag

Lc 19, 28-40
Lc 22, 14- 23,56

“Jezus zette zijn reis naar Jeruzalem voort”. Zo begint het verhaal van de intocht van Jezus in Jeruzalem. Het vat goed onze weg tijdens de veertigdagentijd samen, maar ook die van ons hele leven. De week die komt, wordt “goed” genoemd omdat ze ons herinnert aan een nooit eerder getoonde liefde.

Ook al zijn wij meestal alleen bezig met onze eigen problemen, toch is het goed om ons betrokken te voelen bij de dramatische gevoelens van de laatste dagen van Jezus.
Het zijn gevoelens die we niet in onszelf vinden, we kunnen ze alleen maar ontvangen. Deze genade mogen wij niet laten verloren gaan – te mogen zien hoezeer de Heer ons liefheeft.

Palmzondag is de start van deze heilige en “goede” week.  We lezen zowel de intocht van Jezus in Jeruzalem als het lijdensverhaal. De liturgie brengt deze twee gebeurtenissen, die op een ander tijdstip plaatsvonden, samen in één viering.
Jezus doet zijn intrede als koning, maar Hij is net zoals de andere koningen van deze wereld; Hij heerst vanop een troon die niet die van koningen is; Hij overwint niet met legers en allianties..

Jezus legt deze dubbelzinnige situatie aan zijn leerlingen uit op Witte Donderdag. Maar de leerligen zijn zozeer bezig met zichzelf, en dus ongevoelig voor het drama dat Jezus doormaakt, en beginnen ruzie te maken over wie van hen de grootste is.

Met grenzeloos geduld zegt Jezus: “Bij de heidenen spelen koningen de baas, bij hen laten machthebbers zich weldoener noemen. Bij jullie mag dat niet zo zijn. De grootste van jullie moet de minste worden, en de leider de dienaar”. Dat zijn geen ijdele woorden; over enkele uren zal Jezus aan den lijve ondervinden waartoe deze uitspraak kan leiden.

Het lijdensverhaal is eigenlijk heel eenvoudig: er was eens een goed man, die praatte over het evangelie, zowel in het arme en slecht befaamde Galilea als in de hoofdstad Jeruzalem; een grote menigte stroomde toe en kwam naar Hem luisteren. Op een bepaald moment vonden de machthebbers dat Hij genoeg gepraat had en dat Hij te veel toehoorders begon te krijgen; daarom besloten ze Hem het zwijgen op te leggen; een van zijn gezellen gaf precies de plaats aan waar Hij zich gewoonlijk terugtrok: een tuin aan de poorten van Jeruzalem.

Die avond verbleef Jezus er met de zijn leerlingen. Ze grepen Hem vast en sleepten Hem voor de hoogste gezagdragers: Pilatus, de vertegenwoordiger van het grootste rijk ter wereld, en Herodes, de listige koning.

Maar geen van beiden wilde de dood van deze man op zijn geweten hebben. De menigte, die amper vijf dagen tevoren hosanna had geroepen, begon te tieren “Kruisig hem, kruisig hem!”, en Pilatus gaf toe. Men deed Hem een bespottelijk kleed om, om Hem als “zogezegde koning” uit te lachen.

Hij werd gemarteld, gegeseld en met doornen gekroond; vervolgens bracht men Hem buiten de stad – Hij was ook geboren buiten de stad, in een stal buiten Betlehem – naar de Golgota-heuvel.

Hij werd er aan het kruis genageld, samen met twee misdadigers, een aan zijn rechter- en de ander aan zijn linkerzijde. Op dat kruis stierf die goede man. Hij heette Jezus en kwam uit Nazaret.

Er zijn geen woorden om te beschrijven hoe onrechtvaardig zijn dood was. De dood is overigens nooit rechtvaardig, zelfs niet voor iemand die een gruwelijke misdaad heeft begaan, maar het is overduidelijk dat de dood van deze man onrechtvaardig was.
Het verhaal van de dood van Jezus kan je niet onberoerd laten, als je een beetje fijngevoelig bent: deze goede man heeft zoveel moeten lijden en is moeten sterven op het kruis, enkel en alleen omdat Hij had gesproken over het evangelie en omdat Hij gezegd had dat Hij de Zoon van God was.

Bij het lezen van het lijdensverhaal bekruipt ons een gevoel van verslagenheid en van droefheid. Wij zijn dan geneigd om te denken: “Ik zou het niet gedaan hebben”, of om ons zelfs te verantwoorden: “Ik ben Pilatus niet, ik ben Herodes niet, ik ben zeker Judas niet, …”.

Tegenover de gemeenheid van Pilatus en de wreedheid van de hogepriesters voelen wij ons machteloos. Maar er is ook Petrus. Hij is niet de slechtste van de leerlingen en hij is misschien niet de beste, maar wel de belangrijkste, want Jezus heeft hem de grootste verantwoordelijkheid toevertrouwd.

Petrus heeft een hoge dunk van zichzelf, hij is trots, zelfs lichtgeraakt. Hij is verontwaardigd als Jezus hem zegt dat hij Hem zal verraden: “Heer, ik ben bereid met U zelfs de gevangenis en de dood in te gaan,” antwoordt hij. En toch volstaat een vrouw om dit alles als een kaartenhuisje in elkaar te doen stuiken. De indringende blik van Jezus maakt Petrus van streek: “De Heer keerde zich om en keek Petrus aan, en Petrus herinnerde zich wat de Heer tegen hem had gezegd”.


Wij, christenen, zijn niet zulke helden, we zijn zoals iedereen, maar als onze ogen die van deze stervende man kruisen, zullen ook wij ons de woorden van de Heer herinneren en bevrijd worden van onze angst. Dat is de genade van deze week: naast deze man te staan die lijdt en sterft, en zijn blik mogen kruisen.