Mi 5, 1-4
Lc 1, 39-48
Beste vrienden,
Dit is de laatste zondag van de advent. We staan aan de vooravond van
Kerstmis. De advent heeft ons eraan herinnerd dat we in verwachting zijn. Er is
iemand op komst die ons uit onze slavernij zal bevrijden.
Als leerlingen van Jezus moeten wij niet leven zonder orientering,
zonder iemand die ons de weg wijst. Ons
leven eindigt niet bij onszelf.
Tijdens de advent vinden we allen de zin terug van de verwachting, van
de vreugde omdat iemand ons komt bezoeken.
Wij moeten niet langer droevig alleen maar naar het verleden kijken,
zonder hoop. De Heer komt! Laten we Hem verwelkomen. Hij komt aan onze
zijde om ons nooit meer alleen te laten. De liturgie van vorige zondag nodigde
ons uit blij te zijn en de armen niet te laten zakken. De Heer komt, Hij breekt
de hemelen open en daalt af.
En Hij kiest voor de zwakheid van een jong meisje Maria, Hij verschijnt
met de zwakheid van een kind. Hij is het die het hart van mensen en wereld
verandert, want Hij maakt nieuw wat oud is en brengt nieuw leven voort.
Vandaag komt Maria, de moeder van Jezus ons tegemoet. Zoals ze op bezoek
ging bij Elisabet, zo is ze hier, in ons midden, gekomen. Er blijft haar nog
een stukje weg te gaan, misschien het steilste en moeilijkste: binnenkomen in
het hart van elk van ons.
Zullen we haar de bergen laten overwinnen van onverschilligheid en
egoïsme die in elk van ons oprijzen? Zullen we haar toelaten de ravijnen te
overbruggen van haat en vijandschap die we in onze ziel hebben gegraven? Zullen
we haar toestaan een bres te slaan in het giftige en bittere struikgewas dat
ons hart ongevoelig maakt, onze gedachten slecht en ons gedrag gewelddadig?
Gelukkig zijn wij als we haar groet horen. Dan zal ons overkomen wat
Elisabet meemaakte: “Meteen toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde,
sprong het kind op in haar schoot. Elisabet werd vervuld met Heilige Geest. Ze
riep met luide stem: ‘Gezegend ben jij onder de vrouwen, en gezegend is de
vrucht van je schoot!’” Deze woorden herhalen we telkens als we het Weesgegroet
bidden. Maar hun ware betekenis geven we ze vandaag, dat wil zeggen als de
groet van Maria ons hart raakt, als we ons laten ontroeren door haar en door
haar tederheid bij de verwachting van Jezus.
Zij is werkelijk “de gezegende” onder ons allen. Gezegend, want zij is
de “gelukkige vrouw, die gelooft dat wat haar namens de Heer is gezegd in
vervulling zal gaan”. Deze eerste zaligspreking die we in het evangelie lezen,
is het fundament van ons geloof, de reden van onze vreugde.
Zo heeft Maria zich op Kerstmis voorbereid: door op de eerste plaats het
woord van de engel te aanvaarden. We mogen zeggen: door de blijde boodschap te
horen. Vanuit dat horen is voor haar een nieuw leven begonnen. Ze heeft
besloten om in alles de woorden van de engel te volgen, ook al loopt ze het
gevaar mis begrepen te worden, bekritiseerd te worden, ja zelfs door Jozef
verstoten te worden.
Als Maria van de engel verneemt dat haar nicht Elisabeth zwanger is,
verlaat ze Nazaret om haar te gaan helpen en onderneemt een lange reis. Ze
blijft niet thuis om Kerstmis voor te bereiden, maar gaat naar een oude vrouw
die hulp nodig heeft.
Ziedaar de manier om voor de Heer ruimte te scheppen: een meisje bezoekt
een oude vrouw. Het hart verruimt zich als we ophouden altijd aan onszelf te
denken; gedachten worden zachter naarmate we dichter komen bij wie hulp
behoeft; gedrag wordt fijnzinniger als we nabij zijn aan armen, zwakken, zieken
en leren van hen te houden. Naastenliefde is een grote levensles. Daarom bezoeken wij met Kerstmis de
bejaarden.
Op die wijze heeft Maria zich voorbereid op Kerstmis: door het evangelie
te horen, het te bewaren en het in praktijk te brengen. Vandaag komt ze in ons
midden om ons te spreken over, beter, om ons te betrekken in de verwachting van
haar Zoon. En samen met haar kunnen ook wij zeggen: Met heel mijn hart roem ik de Heer, met al mijn adem juich ik om God,
mijn redder; want Hij heeft omgezien naar zijn dienares in haar geringheid. Voortaan
prijzen alle generaties mij gelukkig.