Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

derde zondag van de advent

Sef 3, 14-18
Lc 3, 10-18

Vandaag zijn we aangekomen bij de derde zondag van de advent.  En de eerste woorden die we hoorden spreken ons al over de vreugde.  “Verheug u en wees blij met heel uw hart!” Deze woorden van de profeet Sefanja zijn ook tot ons gericht en zeggen ons dat er geen reden meer is tot droefheid, want de Heer is nu al dichtbij. De viering van vandaag is ons gebed en onze dankzegging omdat ze ons de vrede schenkt die ons hart en onze gedachten beschermt. God is niet onverschillig voor onze gedachten en onze zorgen, integendeel, Hij volgt ons, Hij hoort ons, maar Hij herinnert er ons ook aan dat er iets groters is dan onze zorgen en angsten: het woord van God, dat de bron is van onze kracht en van onze vreugde.

Deze derde zondag van de advent voert ons naar de oevers van de Jordaan aan de zijde van Johannes de Doper die “de Blijde Boodschap” verkondigt. Het evangelie neemt ons als het ware bij de hand en leidt ons naar de vreugde. De vreugde ontstaat feitelijk niet door ons en ook niet door de dingen die wij doen, maar buiten ons, ze ontstaat door het luisteren naar het goede nieuws dat de profeet verkondigt. 

Zijn verkondiging is inderdaad niet veraf, maar doet het verlangen ontstaan en de vraag hoe we de vreugde kunnen bereiken, hoe we de verlossing kunnen beleven. De massa mensen die Johannes aan het woord hoort, vraagt: “Wat moeten wij doen?”. Het is dezelfde vraag die de menigte op Pinksteren stelde nadat ze de toespraak van Petrus had gehoord. Zo ging het niet met de rijke jongeling; hij ging bedroefd weg. Ook de farizeeër die staande bad in de tempel, ging weg zonder het geluk van de vergiffenis. 

Wie zijn eigen kleinheid niet erkent, wie vol is van zichzelf, wie zijn eigen gewoonten niet verandert, wie denkt al het mogelijke al gedaan te hebben, wie niet luistert, zo iemand vraagt niet om verder te gaan en sluit zo de deur voor de Heer die komt. Zo iemand heeft geen nood aan Jezus en ook niet aan Zijn woord. 

De mensen die naar Johannes gaan, vragen: “Wat moeten wij doen?”. Dit is de vraag van elke leerling; het is in het bijzonder de vraag voor deze tijd van verwachting, voor deze tijd van advent. Ze maakt het hart wakker uit de slaap van de luiheid en brengt het luisteren opnieuw op gang. 

Maar vaak vragen wij niet meer wat er moet veranderen en blijven wij zo gevangen in onze eigen gedachten en gevoelens van altijd. Deze geslotenheid wordt ongeloof, zoals de evangelist Johannes schrijft: “In zijn eigen huis is Hij gekomen, en zijn eigen mensen hebben Hem niet opgenomen” (Joh 1, 11). Hij wordt niet ontvangen omdat er geen plaats is, zoals die nacht in Betlehem gebeurde.

In deze tijd moeten ook wij onszelf ook een vraag stellen: wat in ons leven moet veranderen om echt trouwe leerlingen van de Heer te zijn?  Wat we moeten doen om aan zijn woord te gehoorzamen. Het antwoord van Johannes is eenvoudig en concreet, zodat niemand ze zou verstrooien in de kronkels van het eigen denken.

Aan de tollenaars antwoordt hij: “Vorder niet meer dan u is voorgeschreven”,  Het is eigenlijk simpel hoe de dagelijkse sleur van het leven ons allen de woorden van het evangelie doet vergeten en er ons zo toe brengt om vraatzuchtig en onverzadigbaar te leven. Johannes vraagt om ernstig, eerlijk en loyaal te woorden. De soldaten spoort hij aan om af te zien van het geweld dat in hen is en om anderen geen kwaad te berokkenen. En met eenvoud voegt hij eraan toe: “Pers niemand geld af, maar wees tevreden met uw soldij”. Het is een oproep tot een zacht en menselijk gedrag tegenover de anderen, wie dat ook mogen zijn en welke onze eigen rol ook mag zijn. Het is een passende oproep in een samenleving zoals de onze, waar het makkelijk is om iemand slecht te behandelen, vooral wie je niet kent en wie je niet vreest. Vervolgens vraagt hij om tevreden te zijn. 

Verder is er het volk dat Johannes hoort. Het zijn mensen die er niet slecht aan toe zijn, ze hebben dubbele kleding en hebben voldoende te eten. Het zijn de mensen van onze wereld en van onze steden. Het antwoord van Johannes is kostbaar en we moeten erover nadenken: “Wie twee stel kleren heeft, moet delen met iemand die niets heeft, en wie te eten heeft, moet hetzelfde doen”. Ook dit antwoord is eenvoudig en klaar. 

We moeten ons de vraag stellen hoe we te eten geven aan wie geen voedsel heeft en hoe we kleden wie geen kleding heeft. De eetgelegenheden die wij in onze steden verzorgen en de maaltijden die onze gemeenschappen met Kerstmis organiseren, zijn een concreet antwoord op deze evangelische vraag. Maar tegelijkertijd zijn ze ook een vraag aan onze vaak gierige en slechte wereld. Hoe kunnen we rustig blijven als velen in de wereld zich niet kunnen kleden of voeden? 

Dit is een grote vraag aan onze tijd, waarin miljoenen mensen blijven sterven van honger te midden van de grote en wrede onverschilligheid van de meerderheid. Dergelijke onverschilligheid vraagt van ons om het hart van de naastenliefde nog verder te verruimen, om nog meer ruimte te geven aan de zwakken en de armen. Van ons wordt een grotere vrijgevigheid gevraagd, ons wordt gevraagd ons hart te verruimen tot de uiteinden van de aarde “opdat geen van deze kleinen verloren zou gaan”.

De verkondiging van Johannes nodigt ons uit om verder te kijken dan onszelf, zoals hijzelf deed. Zijn nederigheid en de geringe achting die hij voor zichzelf koesterde, maakten hem verwachtingsvol en gaven hem een diepe blik. Daarom zei hij tot allen: “Er komt iemand die krachtiger is dan ik; ik ben te min om de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen in de Heilige Geest en vuur.” In deze boodschap zit de reden van onze vreugde besloten, een sterke vreugde. De Koning van Israël, de Heer, Hij is binnen uw muren”. Hij komt midden onder ons wonen om onze stappen te leiden zodat ook wij, zoals Johannes de Doper, aan allen het goede nieuws van zijn rijk blijven verkondigen.