Js 9, 1-3.5-6
Lc 2, 1-14
“Het volk dat
ronddwaalt in het donker, ziet een helder licht”. Dat zijn de woorden van
de profeet Jesaja, die aankondigen wat deze nacht is gebeurd. Het is een nacht
die verschilt van de andere: we zijn hier allen verenigd rond een pasgeboren kind.
Het Evangelie volgens Lucas zegt over deze nacht: “Er waren daar in de buurt
herders, die in het veld overnachtten om de wacht te houden bij hun kudde”.
Dat
zijn woorden die we ook op ons leven kunnen toepassen. Ook wij zijn inderdaad
bezig met “onze kudde”, met “onze zaken”, die troostvol of hard, eenvoudig of
ingewikkeld, blij of droef kunnen zijn. Iedereen heeft in het verborgene van
zijn hart wel een probleem, een angst, een vraag, misschien een gebed.
In deze nacht, zoals toen aan de herders, verschijnt ook
aan ons een engel; hij toont zich aan allen en zegt: “Schrik niet, want ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde
voor het hele volk. Vandaag is in de stad van David uw redder geboren; Hij is
de Messias, de Heer”. Wij die hier verzameld zijn in deze heilige liturgie
hebben die stem gehoord; voor sommigen klonk ze luid, voor anderen minder luid
en voor nog anderen klonk ze als een herinnering aan het verleden. Het
belangrijke van deze nacht is dat we allen uit ons huis gekomen zijn om dit
pasgeboren kind te zien.
Natuurlijk volstaat het niet de kerk binnen te komen. Ons
hart moet zijn weg vervolgen. Kerstmis ligt niet om het hoekje, het ligt niet
voor het grijpen zoals de versieringen en de lichtjes in de stad ons willen
doen geloven. Het evangelie heeft het, als het de reis van Jozef en Maria
beschrijft, over een opwaartse weg: “Zo
[ging] ook Jozef [op weg]; hij ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea,
naar de stad van David, Betlehem genaamd”.
Het betekent dat Kerstmis niet vanzelfsprekend is;
begrijpen wat deze nacht gebeurd is, is niet vanzelfsprekend. Integendeel, het
gevaar bestaat te verdwalen. We moeten ons huis verlaten, zelfs ’s nachts,
zoals Nikodemus deed. Maar nog belangrijker is het om een aandachtig hart te
hebben, waakzaam en bereid om het woord van de engel te horen. Ja, ook wij
moeten “opgaan” naar Betlehem, opgaan naar die grot.
De engel van Kerstmis herhaalt aan ons wat hij aan de
herders zei: “U zult een kind vinden dat in doeken is gewikkeld en in een
voerbak ligt”. We zijn naar hier gekomen om de Heer te zien. Ja, we willen
Jezus zien. Hij is een kind in doeken gewikkeld. Hij is klein en weerloos. En
toch is Hij onze redder. Het schijnt ons onmogelijk. Hoe kan een kind de Redder
zijn?
Daarom is Kerstmis niet vanzelfsprekend. Vooral voor ons
die gewoon zijn de macht te verheerlijken en alleen geloof te hechten aan de
kracht, is Kerstmis niet vanzelfsprekend. Hoe is het mogelijk te geloven dat
dat kleine kind, geboren in een stal, de redder van de wereld zal zijn? Hoe is
het mogelijk dat te geloven met de grote problemen van de wereld voor ogen?
Die onmogelijkheid lijkt nog duidelijker te worden als we
denken aan hoe het met dat kind zal aflopen. Op de icoon van de geboorte stelt
de Oosterse Kerk het mysterie van de geboorte voor samen met dat van de dood
van Jezus: de wieg lijkt op een kleine tombe, de doeken lijken op de windsels
van het graf en de berg lijkt op Calvarie. En toch ligt daar onze verlossing:
in dat broze, zwakke en weerloze kind. Het mysterie van de geboorte zegt ons
dat we niet veroordeeld zijn om, in de ogen van de wereld, sterk en machtig te
zijn om gered te worden.
We gedenken wat gebeurd is in de kribbe en we laten ons
erdoor ontroeren. Dat is goed, maar in dat tafereel is ook de wrede
werkelijkheid aanwezig van een stad die niet in staat is jonge vreemdelingen en
hun kind dat gaat geboren worden welkom te heten. Deze mensen vinden geen
plaats; alles is bezet en Jezus moet buiten geboren worden, in een stal. Dit is
een oud, maar tevens onverminderd actueel verhaal.
Het is goed ons te laten ontroeren. Niet wegens de kille
onverschilligheid van Betlehem en van ons; het is goed ons te laten ontroeren
door de grote liefde van God. Hij is gekomen, ook al hebben we Hem niet erkend,
zoals Johannes in de proloog van zijn evangelie schrijft: “In zijn eigen huis is Hij gekomen, en zijn eigen mensen hebben Hem niet
opgenomen”. En Hij is ook niet weggelopen toen we voor de deur niet
opendeden. Daarom is het juist dat we ons laten ontroeren en is het heilzaam om
naar dit kind te komen kijken. Dit kind maakt werkelijk een wereld van
verschil.
Bidden wij dan dat wij voor alle kinderen die vandaag zoals
Jezus geen plaats vinden in de herberg.
Bidden wij voor al wie alleen is, voor al wie op de vlucht is, voor al
wie bang is in de deze kerstnacht.
Bidden wij voor alle kerstfeesten die deze dagen worden
georganiseerd voor al wie arm en zwak is.
Dat zij de liefde van Jezus écht in de wereld mogen zien komen.