Dan 12, 1-3
Mc 13, 24-32
Beste vrienden,
Stilaan gaan we
richting het einde van het liturgische jaar.
Want over een aantal weken start immers de advent, de tijd van
voorbereiding op Kerstmis.
In het evangelie
ontmoeten we Jezus opnieuw. Hij kwam net
uit de tempel, waar hij vorige week nog uitlegde hoe het de arme weduwe was die
het meeste in de offerblok had geworpen, omdat ze had gegeven van haar armoede
terwijl alle anderen hadden gegeven van hun overschot.
Samen met zijn
leerlingen gaat Jezus verder op weg naar Jeruzalem. Hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft om
hen te onderrichten, zijn einde komt dichterbij.
In het begin van dit
13e hoofdstuk uit het evangelie volgens Marcus is Jezus met zijn
leerlingen op weg naar de Olijfberg, vanuit de verte zien ze reeds de tempel
van Jeruzalem en de leerlingen zeggen vol bewondering: Meester, kijk toch eens
naar die stenen en die gebouwen! Nu moet
die tempel in Jeruzalem een enorm indrukwekkend gebouwencomplex zijn
geweest. En zeker voor zo’n eenvoudige vissers
uit Galilea, die waarschijnlijk nooit grote gebouwen zagen.
In de Talmud, dat is
voor de joden na het Oude Testament het belangrijkste boek, het staat o.a. vol
onderricht van belangrijke rabbijnen, in die Talmud staat er over de tempel van
Jeruzalem: ‘Wie dit machtige heiligdom in al haar glorie niet heeft gezien,
weet niet wat een overdadig gebouw is.
Maar Jezus is niet
onder de indruk van het gebouw op zich, hij zegt hen dat er geen steen op
elkaar zal blijven staan. De leerlingen
zijn natuurlijk verbaasd over deze woorden.
En ze vragen dus aan Jezus welke ramp er staat te gebeuren die deze
gigantische tempel die er onverwoestbaar uitzag, zou kunnen vernielen.
En Jezus antwoordt hen
met een lang discours over het einde der tijden, waar we vandaag het laatste
stukje van hebben gehoord.
Jezus spreekt over het
einde van de tempel, maar ook over dagen van verschrikking waarin de zon zal
verduisteren en de maan niet zal verschijnen. Dan zal de Mensenzoon verschijnen
in al zijn glorie.
Maar hoe moeten we dit nu begrijpen? Wil Jezus ons bang maken? Moeten we wachten op één bepaald moment waarop de wereld zal vergaan en waarop Jezus dan zal verschijnen? Door de eeuwen heen hebben mensen dit gedacht en telkens als er een grote natuurramp gebeurt of als er iets anders verschrikkelijk gebeurt, zijn er terug mensen die spreken over het einde der tijden.
Maar hoe moeten we dit nu begrijpen? Wil Jezus ons bang maken? Moeten we wachten op één bepaald moment waarop de wereld zal vergaan en waarop Jezus dan zal verschijnen? Door de eeuwen heen hebben mensen dit gedacht en telkens als er een grote natuurramp gebeurt of als er iets anders verschrikkelijk gebeurt, zijn er terug mensen die spreken over het einde der tijden.
Maar zo moeten we deze woorden niet begrijpen. Jezus komt niet in het gewone leven dat altijd hetzelfde blijft, Jezus verschijnt op een breukmoment, op een moment van radicale verandering.
Kijk naar grote wijzen die ons zijn voorgegaan. Bijvoorbeeld Paulus, die eerst heel lang de christenen vervolgd had. Hij was op weg naar Damascus en heeft daar Jezus ontmoet en heel zijn leven veranderde erdoor en hij bracht de boodschap van Jezus tot in de uithoeken van de wereld.
Kijk naar Franciscus
van Assisi, die Jezus ontmoet in die arme melaatse aan de kant van de weg. Hij omarmt hem, geeft hem zijn mantel en
alles verandert. Wat bitter leek, werd
zoet.
In de Joodse traditie
was het de gewoonte om te spreken over het einde der tijden, kijken we maar
naar de eerste lezing uit Daniel. Een tijd
van grote nood, zoals er nog nooit één is gekend.
Maar God komt niet op
het einde als de wereld in brokken ligt, zoals in een rampenfilm. God laat zijn schepping niet in de steek om dan
pas terug te keren als alles kapot is.
Maar om Jezus écht te
volgen, moeten wij breken met het oude leven, moeten onze oude gewoonten en
manieren van denken afgebroken worden zoals de tempel, moeten we plaats maken
voor zijn boodschap die zo nieuw is dat hij al het oude wegvaagt.
Die boodschap van de andere belangrijker te vinden dan jezelf, van niet
te oordelen maar graag te zien, van geweld altijd met liefde te beantwoorden.
En dan denken we vandaag natuurlijk aan de vreselijke aanslagen in Parijs. Ons antwoord moet altijd een antwoord van liefde zijn, van geloof dat samenleven met iedereen mogelijk is, dat elke mens door God geschapen is en daardoor onze broer of zus is.
En dan denken we vandaag natuurlijk aan de vreselijke aanslagen in Parijs. Ons antwoord moet altijd een antwoord van liefde zijn, van geloof dat samenleven met iedereen mogelijk is, dat elke mens door God geschapen is en daardoor onze broer of zus is.
Ons antwoord moet er één zijn van gebed, van vertrouwen op God, van
liefde voor elke mens. Want dat vraagt
Jezus van ons, dat heeft Hij ons zelf voorgeleefd.
Bidden wij dan voor de slachtoffers van de aanslagen, bidden wij voor alle mensen die geweld ondervinden, voor wie leeft in oorlog, in het bijzonder in Irak en Syrië. Bidden wij voor het einde van alle geweld in Afrika, voor wie opgroeit in het geweld van de jeugdbendes in Latijns-Amerika, voor wie als kind moet werken in Azië, voor al wie op de vlucht is voor geweld en onrecht.
Bidden wij dan voor de slachtoffers van de aanslagen, bidden wij voor alle mensen die geweld ondervinden, voor wie leeft in oorlog, in het bijzonder in Irak en Syrië. Bidden wij voor het einde van alle geweld in Afrika, voor wie opgroeit in het geweld van de jeugdbendes in Latijns-Amerika, voor wie als kind moet werken in Azië, voor al wie op de vlucht is voor geweld en onrecht.