1 Kon 17, 10-16
Mc 12, 38-44
Beste vrienden,
Het zinnetje dat vlak
voor de evangelielezing van vandaag komt, gaat als volgt: De grote massa hoorde Hem graag. Waarom hoorden de mensen Jezus graag spreken?
Omdat Hij tot hun hart sprak, omdat ze begrepen dat Hij woorden sprak die hun
leven écht konden veranderen.
We zijn op het
eindpunt van de reis van Jezus naar Jeruzalem en het is duidelijk dat Jezus en
de Schriftgeleerden lijnrecht tegenover elkaar komen te staan. De evangelist Marcus legt dit heel duidelijk
uit. Maar Jezus had geen probleem met
alle Schriftgeleerden, integendeel.
Sommigen waren zelfs zijn vrienden.
Het probleem zit hem in het hart van de mensen, of ze gered willen
worden of niet.
Jezus luistert naar de
vragen van de menigte die hem volgt. Hij
wil de mensen niet aan hun lot overlaten of hun alleen laten met hun
noden. Want anders zouden ze zich keren
tot de Schriftgeleerden en bij hen hun redding zoeken.
Jezus wil niet
onverschillig zijn tegenover de vragen van de mensen. Want hij weet dat de mensen anders hun hoop
stellen op de schriftgeleerden. En elke
tijd heeft zijn eigen schriftgeleerden, mensen die de belangrijkste plaats in
de vergaderingen, in de maatschappij opeisen voor zichzelf, mensen die macht
uitstralen, rijkdom…
De Schriftgeleerden
zijn diegene die dicteren wat geluk zou moeten zijn en hoe je het moet
bereiken. Geluk door de laatste nieuwe
iphone te kopen? Geluk door op een
exotisch eiland op vakantie te gaan?
Geluk door het laatste nieuwe spelletje te downloaden?
Met zijn woorden van
het evangelie wil Jezus de schriftgeleerden ontdoen van hun macht, wil hij ons
duidelijk maken dat we niet naar hen moeten opkijken of verwachten dat we zo
geluk zullen vinden.
Jezus toont heel
duidelijk het verschil aan de hand van de arme weduwe die een paar centjes in
de offerkist gooit. Bijna niets… En toch
is het meer dan wat de anderen gaven want zij gaf van het weinige dat ze
had. Terwijl de rest van zijn overschot
geeft…
Het doet ons denken
aan het verhaal uit het eerste boek Koningen dat we gehoord hebben in de eerste
lezing. Elia vraagt aan een weduwe om
brood. Maar zij zegt in alle eerlijkheid
dat ze eigenlijk bijna niets meer heeft.
De vrouw antwoordt niet dat ze het niet wil geven, maar ze legt uit
waarom het niet kan. Maar Elia dringt
aan en vraagt het opnieuw. En de vrouw
vertrouwt op Elia en haar vertrouwen is haar redding want wanneer ze doet wat
Elia vraagt, blijkt ze elke dag opnieuw brood te kunnen maken.
Elia had aan de vrouw
gezegd: vrees niet. Niet bang zijn,
vertrouw op de Heer. En de vrouw had
geluisterd en vertrouwd en ze werd ervoor beloond.
In zovele huizen
vandaag is er niets te eten voor morgen, in zovele vluchtelingententen is er
niets voor morgen. Wie kijkt er om naar die weduwen? Wie zorgt er voor hen? Wie gaat er zoals Elia naar hen toe en stelt
hen gerust?
Jezus kijkt naar hen,
hij laat hen niet in de steek zoals hij alle armen en zwakken niet in de steek
laat. En wij, leerlingen van Jezus,
moeten zijn armen en benen zijn in de wereld.
Wij moeten in zijn naam naar de mensen toegaan en hen deze grenzeloze
liefde van Jezus brengen.
Wij moeten op bezoek
gaan bij die bejaarde die niemand heeft en eenzaam de dagen voorbij ziet gaan,
wij moeten hulp bieden aan die familie vluchtelingen die een gevaarlijke reis
ondernomen heeft om in Europa een veilige toekomst te zoeken, wij moeten halt
houden bij die bedelaar aan de kant van de weg.
Het is Jezus de
leerlingen doet kijken naar deze arme weduwe.
Zonder Jezus zouden ze haar waarschijnlijk niet opgemerkt hebben. Het is Jezus die ook ons doet kijken naar de
armen en doet begrijpen dat we maar gelukkig kunnen worden als we hen op de
eerste plaats zetten in ons leven.
Bidden wij dan voor
alle armen en zwakken, bidden wij voor de vluchtelingenfamilies, voor wie die
gevaarlijke reis naar Europa maakt, bidden wij voor al wie leeft in de
gigantische vluchtelingenkampen in Afrika en in het Midden-Oosten. Bidden wij voor het einde van alle geweld en
oorlog.