Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

zondag 15 februari 2015

Lev 13, 1-2.45.46
Mc 1, 40-45

Beste vrienden,

Het evangelie van vandaag begint met een eenvoudig maar toch heel belangrijk zinnetje: Er kwam iemand naar hem toe die aan huidvraat leed.  Huidvraat is een andere naam voor melaatsheid.  Het was een vreselijke ziekte die de huid van mensen aantast, waardoor  ze vlekken en knobbels kregen en er erg vreemd uitzagen.  Melaatsheid, ook lepra genaamd, is besmettelijk.  Je kan het dus overkrijgen door iemand aan te raken die besmet is.

De melaatsen moesten ook in Jezus’ tijd buiten de stad leven en moesten zich altijd ver van andere mensen houden.  Ze moesten hun komst vaak ook aankondigen met een ratel, zodat de gezonde mensen op tijd weg konden gaan als een melaatse in de buurt kwam.

Het was dus heel vreemd dat een melaatse zelf tot bij Jezus kwam.  In de eerste lezing hoorden we al dat ook in de tijd van Mozes er ziektes als huidvraat waren en dat de mensen als ze die ziekte hadden buiten het kamp moesten verblijven.

Wie door huidvraat aangetast is, moet zijn kleren scheuren, zijn haar los laten hangen, baard en snor bedekken en “Onrein, onrein!” roepen.  Zo iemand blijft onrein zolang de aandoening duurt. Als onreine moet hij apart wonen en buiten het kamp verblijven.

Dat maakte deze ziekte natuurlijk nog veel erger, omdat je niet alleen de problemen van de ziekte had, maar ook nog eens verstoten moest leven, ver weg van al je familie en vrienden.

Daarom is het inderdaad vreemd dat deze melaatse alle wetten opzij schuift om naar Jezus toe te komen.  Maar naar wie moest hij anders gaan om genezing te vinden?  Iedereen hield zich ver van hem, iedereen had schrik om besmet te worden en de mensen verstopten zich achter de wetten die de melaatsen verboden om tot hen te komen.  Maar niet Jezus.  Dat wisten de melaatsen en daarom komen ze hem tegemoet. 

Hoeveel melaatsen zijn er ook vandaag niet!  En dan praten we niet enkel over degenen die écht de ziekte lepra hebben.  Deze ziekte is trouwens in onze tijd gemakkelijk te verzorgen.  Maar hoeveel verstotenen zijn er vandaag niet in onze maatschappij.  Mensen die getekend zijn door het leven, vaak dakloos en onverzorgd.  Hoeveel mensen lopen niet in een boog om hen heen, alsof ze als het ware schrik hebben om door hen besmet te worden. 

Jezus heeft geen schrik.  Hij heeft medelijden.  Hij steekt zijn hand uit en raakt de melaatse aan.  Die melaatse had niet veel woorden tot Jezus gesproken.  Hij had niet heel zijn ziekte uitgelegd, hoe hij ze gekregen had, hoe lang hij ze had… Nee, hij valt op zijn knieën en zegt enkel ‘Als u wilt, kunt u mij rein maken’. 

De melaatse twijfelde er niet aan dat Jezus hem kon genezen, maar hij wist niet of Jezus dit wel wou doen.  De melaatse gelooft in Jezus.  En Jezus, vervuld van medelijden, luistert naar hem en geneest hem.  Hij was niet bang voor de besmetting, hij strekt zijn hand uit en raakt de melaatse aan.  ‘Ik wil het, word rein.’ 

Zoals Jezus is ook pater Damiaan vriend geworden van de melaatsen.  Hij had medelijden met hen, omdat ze op het eiland Molokai verstoten leefden, als beesten.  Ze hadden geen goede huizen, ze hadden geen verzorging en ze hadden geen priester om de eucharistie voor hen te vieren.

Damiaan wordt hun priester en bouwt huizen voor hen.  Hij maakt zelfs speciale lepels zodat ze nog steeds kunnen eten, ook als hun handen helemaal misvormd zijn.  Hij wordt hun priester en raakt hen aan, zoals Jezus dat deed.

Jezus vraagt de melaatse om aan niemand te vertellen dat hij genezen is.  Dat lijkt ons heel vreemd van Jezus, om dit te zeggen.  Wij zouden juist denken dat Jezus wil dat die man aan iedereen gaat vertellen dat het Jezus is die hem genezen heeft, betere reclame kan je toch niet wensen!

Maar Jezus hecht geen belang aan beroemdheid.  Hij zoekt niet zijn eigen glorie op.  Voor Jezus gaat het om die man die voor hem staat, om zijn genezing, om zijn persoonlijke vriendschap.  Niet om een reclamestunt.

Maar net omdat die man geraakt is door die absolute liefde van Jezus, kan hij het onmogelijk voor zichzelf houden.  Hij gaat overal vertellen over wat er gebeurd is en wat voor een bijzondere man Jezus is.  En de mensen stromen toe zodat het voor Jezus niet langer mogelijk was om in de stad te verblijven.

Door de persoonlijke vriendschap met Jezus begint de man te spreken en wijst hij anderen de weg naar Jezus.  Hierin is deze man een voorbeeld voor ons allemaal.  Woensdag begint de vasten.  Een tijd van terugkeer naar de Heer, een tijd om onze persoonlijke vriendschap met God te verstevigen.
 
Laten wij bidden voor al wie vandaag verstoten is in deze wereld, voor al wie de mensen mijden.  Geef dat wij het voorbeeld van Jezus volgen en vrienden worden van iedereen.

Bidden wij ook voor alle landen in oorlog, in het bijzonder voor Syrië en Oekraïne.