Mc 1, 40-45
Beste vrienden,
Het evangelie van
vandaag begint met een eenvoudig maar toch heel belangrijk zinnetje: Er kwam
iemand naar hem toe die aan huidvraat leed.
Huidvraat is een andere naam voor melaatsheid. Het was een vreselijke ziekte die de huid van
mensen aantast, waardoor ze vlekken en
knobbels kregen en er erg vreemd uitzagen.
Melaatsheid, ook lepra genaamd, is besmettelijk. Je kan het dus overkrijgen door iemand aan te
raken die besmet is.
De melaatsen moesten
ook in Jezus’ tijd buiten de stad leven en moesten zich altijd ver van andere
mensen houden. Ze moesten hun komst vaak
ook aankondigen met een ratel, zodat de gezonde mensen op tijd weg konden gaan
als een melaatse in de buurt kwam.
Het was dus heel
vreemd dat een melaatse zelf tot bij Jezus kwam. In de eerste lezing hoorden we al dat ook in
de tijd van Mozes er ziektes als huidvraat waren en dat de mensen als ze die
ziekte hadden buiten het kamp moesten verblijven.
Wie door huidvraat aangetast is, moet zijn
kleren scheuren, zijn haar los laten hangen, baard en snor bedekken en “Onrein,
onrein!” roepen. Zo iemand blijft onrein
zolang de aandoening duurt. Als onreine moet hij apart wonen en buiten het kamp
verblijven.
Dat maakte deze ziekte
natuurlijk nog veel erger, omdat je niet alleen de problemen van de ziekte had,
maar ook nog eens verstoten moest leven, ver weg van al je familie en vrienden.
Daarom is het
inderdaad vreemd dat deze melaatse alle wetten opzij schuift om naar Jezus toe
te komen. Maar naar wie moest hij anders
gaan om genezing te vinden? Iedereen
hield zich ver van hem, iedereen had schrik om besmet te worden en de mensen
verstopten zich achter de wetten die de melaatsen verboden om tot hen te
komen. Maar niet Jezus. Dat wisten de melaatsen en daarom komen ze
hem tegemoet.
Hoeveel melaatsen zijn
er ook vandaag niet! En dan praten we
niet enkel over degenen die écht de ziekte lepra hebben. Deze ziekte is trouwens in onze tijd
gemakkelijk te verzorgen. Maar hoeveel
verstotenen zijn er vandaag niet in onze maatschappij. Mensen die getekend zijn door het leven, vaak
dakloos en onverzorgd. Hoeveel mensen
lopen niet in een boog om hen heen, alsof ze als het ware schrik hebben om door
hen besmet te worden.
Jezus heeft geen
schrik. Hij heeft medelijden. Hij steekt zijn hand uit en raakt de melaatse
aan. Die melaatse had niet veel woorden
tot Jezus gesproken. Hij had niet heel
zijn ziekte uitgelegd, hoe hij ze gekregen had, hoe lang hij ze had… Nee, hij valt
op zijn knieën en zegt enkel ‘Als u wilt, kunt u mij rein maken’.
De melaatse twijfelde
er niet aan dat Jezus hem kon genezen, maar hij wist niet of Jezus dit wel wou
doen. De melaatse gelooft in Jezus. En Jezus, vervuld van medelijden, luistert
naar hem en geneest hem. Hij was niet
bang voor de besmetting, hij strekt zijn hand uit en raakt de melaatse aan. ‘Ik wil het, word rein.’
Zoals Jezus is ook
pater Damiaan vriend geworden van de melaatsen.
Hij had medelijden met hen, omdat ze op het eiland Molokai verstoten
leefden, als beesten. Ze hadden geen
goede huizen, ze hadden geen verzorging en ze hadden geen priester om de
eucharistie voor hen te vieren.
Damiaan wordt hun
priester en bouwt huizen voor hen. Hij
maakt zelfs speciale lepels zodat ze nog steeds kunnen eten, ook als hun handen
helemaal misvormd zijn. Hij wordt hun
priester en raakt hen aan, zoals Jezus dat deed.
Jezus vraagt de
melaatse om aan niemand te vertellen dat hij genezen is. Dat lijkt ons heel vreemd van Jezus, om dit
te zeggen. Wij zouden juist denken dat
Jezus wil dat die man aan iedereen gaat vertellen dat het Jezus is die hem
genezen heeft, betere reclame kan je toch niet wensen!
Maar Jezus hecht geen
belang aan beroemdheid. Hij zoekt niet
zijn eigen glorie op. Voor Jezus gaat
het om die man die voor hem staat, om zijn genezing, om zijn persoonlijke
vriendschap. Niet om een reclamestunt.
Maar net omdat die man
geraakt is door die absolute liefde van Jezus, kan hij het onmogelijk voor
zichzelf houden. Hij gaat overal
vertellen over wat er gebeurd is en wat voor een bijzondere man Jezus is. En de mensen stromen toe zodat het voor Jezus
niet langer mogelijk was om in de stad te verblijven.
Door de persoonlijke
vriendschap met Jezus begint de man te spreken en wijst hij anderen de weg naar
Jezus. Hierin is deze man een voorbeeld
voor ons allemaal. Woensdag begint de
vasten. Een tijd van terugkeer naar de Heer,
een tijd om onze persoonlijke vriendschap met God te verstevigen.
Laten wij bidden voor
al wie vandaag verstoten is in deze wereld, voor al wie de mensen mijden. Geef dat wij het voorbeeld van Jezus volgen
en vrienden worden van iedereen.
Bidden wij ook voor alle landen in oorlog, in het bijzonder voor Syrië en Oekraïne.
Bidden wij ook voor alle landen in oorlog, in het bijzonder voor Syrië en Oekraïne.