Mt 16, 13-20
Beste
vrienden,
Het
evangelie dat we vandaag gehoord hebben staat bekend als ‘het primaatschap van
Petrus’. Maar dit verhaal gaat niet
over het feit of Petrus nu de belangrijkste was.
Om
dit verhaal te begrijpen, moeten we eerst goed begrijpen wat er juist aan de
hand was. Jezus had de twaalf leerlingen
geroepen en was met hen op weg gegaan.
Hij had gepredikt in Galilea en er waren heel veel mensen naar hem komen
luisteren, grote menigten. Zoveel zelfs
dat Jezus op een bootje moest gaan om vanaf de oever tot de mensen te spreken,
zoveel dat Zacheus in een boom moest klimmen om Jezus te kunnen zien, zoveel
dat ze een verlamde man door het dak van het huis tot bij Jezus moesten brengen.
Maar
die massa mensen zijn er nu niet meer.
Ze zijn niet blijven volgen. Ze
zijn teruggegaan. Jezus is bijna alleen,
enkel zijn leerlingen zijn nog bij hem. Die
leerlingen lijken trouw, ja. Maar zullen
ze trouw blijven tot het einde? Zullen
ze aanvaarden dat hun Messias, hun redder, gekruisigd zal worden? Deze vragen
had Jezus waarschijnlijk in zijn hart.
En
daarom roept hij zijn leerlingen bij zich en vraagt hij hen wie de mensen
denken dat Hij is. In de tijd van Jezus
waren heel veel mensen aan het wachten op de komst van de Messias, maar er was
heel veel onzekerheid over hoe die eruit zou zien en hoe men hem zou kunnen
herkennen. De mensen dachten dat de
Messias een machtig man zou zijn, zowel politiek als militair.
Er
werd veel gesproken over de Messias en er was zelfs al een man opgestaan die
zei dat hij de Messias was, voor Jezus.
Hij had een leger bij elkaar gebracht en geprobeerd de macht over te
nemen. Maar dat was mislukt. De Romeinen hadden hen snel overmeesterd.
Het
antwoord van de leerlingen toont de onzekerheid van de mensen: Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen
Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.
Maar
dan komt de tweede vraag van Jezus, die veel belangrijker voor Hem is: ‘En wie ben ik volgens jullie? Petrus antwoordt in naam van alle leerlingen
en hij spreekt zijn eigen geloofsbelijdenis uit: U bent de messias, de Zoon van de levende God.
En
Jezus antwoordt Petrus: Gelukkig ben je,
Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard,
maar door mijn Vader in de hemel.
Petrus heeft dit antwoord niet van andere mensen gehoord, het komt uit
zijn eigen hart. Het is zijn
belijdenis. Het is wat hij zelf gelooft.
Petrus
is deel van die groep ‘kleinen’ aan wie het mysterie van het geloof werd
geopenbaard. Niet aan de groten en
machtigen, maar aan de eenvoudigen en kleinen.
Aan vissers uit Galilea.
Een
beetje verder in dit hoofdstuk zegt Jezus:: ‘Ik
loof u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat u deze dingen voor wijzen en
verstandigen verborgen hebt gehouden, maar ze aan eenvoudige mensen hebt
onthuld. Ja, Vader, zo hebt u het gewild.
En
Jezus geeft aan Petrus een nieuwe naam. En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots
waarop ik mijn kerk zal bouwen. Een
nieuwe naam krijgen, is als een nieuwe taak krijgen, een roeping. Het is het begin van een nieuwe
geschiedenis.
Petrus wordt de rots waarop de kerk van Jezus gebouwd wordt. En ieder van ons moet zoals Petrus een steen worden in het bouwwerk van God, in Zijn kerk. En zoals Petrus krijgen wij de sleutel in handen om te binden en te ontbinden.
Maar wat betekent dat dan: binden en ontbinden? Wij kunnen ons ontbinden van onze slechte gedachten en gevoelens, van ons egoïsme, van ons enkel aan onszelf denken. En we kunnen ons binden aan de vriendschap, aan de liefde voor de zwakken, aan de wederzijdse dienst. Wat dat zijn de wetten in het Koninkrijk van God.
Wat
telt in het leven is de liefde. Wat
blijft is de vriendschap die ons verbindt met de anderen. Het is op deze steen dat Jezus zijn kerk
opbouwt.
Bidden
wij dan voor al de leerlingen van Jezus.
Vooral voor degenen die het moeilijk hebben, die vervolgd worden of met
de dood bedreigd. Bidden wij voor het
einde van alle geweld en oorlog en bidden wij dat wij sterke stenen zouden zijn
waarop Jezus zijn kerk kan bouwen.