Joh 1, 29-34
Op deze tweede zondag
van de ‘gewone tijd van het jaar’ neemt het evangelie ons nog één keer terug
naar de oevers van de Jordaan, daar waar Jezus het doopsel heeft ontvangen van
Johannes. De evangelist Johannes vertelt
niet het doopsel zelf, hij zegt alleen ‘dit is het getuigenis van Johannes. Het doopsel is eigenlijk de start van het
evangelie van Johannes. Eerst vertelt
hij dat in het begin het Woord was en dat de mensen het niet aanvaarden. Meteen daarna laat hij Johannes vertellen
over het doopsel van Jezus.
Johannes de doper, die
prediker uit de woestijn, met zijn kamelenharen kledij en rare
eetgewoontes. Die man die riep dat de
mensen de weg moeten bereiden voor de Heer.
Johannes doopt Jezus en ziet de Heilige Geest als een duif op Jezus
neerdalen. Johannes heeft zijn hele
leven lang de weg van Jezus voorbereid. Dat
is wat hij deed: hij doopte mensen en probeerde hun harten te openen voor de
komst van Jezus. Het doopsel van berouw
dat hij in de Jordaan uitvoerde, was een manier om de mensen te reinigen van
alle zonden en een nieuw leven te laten starten.
Johannes had er zelf
vurig naar uitgekeken om Jezus te ontmoeten.
Hoe vaak had hij gebeden voor de komst van de Messias! Hoe vaak had hij misschien gehoopt dat het
die of die persoon, op die of die dag zou zijn.
En toen hij in de menigte het gezicht ontdekte van die jonge profeet
Jezus, uit Nazareth, dan begrijpt hij dat zijn wachten niet voor niets is
geweest.
De ontmoeting met
Johannes is de eerste ontmoeting van de volwassen Jezus in het evangelie. En er zullen er snel anderen volgen. Wat later ontmoet Jezus Andreas, de broer van
Simon. En vlak daarna komt Andreas zijn
broer Simon tegen en hij zegt: Wij hebben de messias gevonden’ (dat is
Christus, ‘gezalfde’), en hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek hem aan en
zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten’
(dat is Petrus, ‘rots’). En dan worden
de twaalf leerlingen geroepen en nadien zijn er nog zoveel ontmoetingen met
zoveel mensen.
En na Jezus dood zijn
er al tweeduizend jaar lang mensen die Hem ontmoeten door iemand die over Jezus
vertelt, door iemand die hen mee uitgenodigd heeft naar de kerk, door iemand
die in Jezus’ naam iemand anders geholpen heeft. Ook wij zijn door iemand mee naar hier
gebracht, om op onze beurt Jezus te leren kennen en zijn woorden beter te leren
begrijpen.
De evangelist
Johannes, die zo bijzonder kan vertellen, schrijft in het begin van het
evangelie dat we vandaag hoorden: De
volgende dag zag hij Jezus naar zich toe komen. En dat schrijft hij niet zomaar. Het is inderdaad Jezus die naar Johannes
toekomt en niet omgekeerd. Zoals het
Jezus is die naar ons toekomt en niet omgekeerd, zoals wij vaak denken.
Dat is het mysterie
dat we met Kerstmis vieren, wanneer Jezus midden onder de mensen komt
leven. Wij gaan vaak maar weinig tot bij
Jezus, wij houden afstand. Wij hebben
betere dingen te doen dan naar zijn Woord te luisteren. Zoals het staat in het evangelie van Johannes: Hij kwam naar wat van hem was, maar wie van hem waren hebben hem niet
ontvangen.
Wij staan nog maar aan
het begin van onze ontmoeting met Jezus.
Zoals Johannes de Doper het zo eerlijk vertelde: Nog
wist ik niet wie hij was… Ook wij weten nog zo weinig wie Jezus is. Ook wij kunnen nog zo weinig begrijpen dat
Jezus ook de redder voor ons leven is. Johannes
had vlak voor het doopsel van Jezus over Hem gezegd: in uw midden is iemand die u niet kent.
Wij moeten zoals
Johannes de Doper begrijpen dat Jezus onze messias is, die naar ons toekomst om
ons te redden. Maar hoe kunnen we dat
begrijpen? Het volstaat te luisteren met
ons hart. Laat ons dat proberen en we
zullen de Heer naar ons toe zien komen.
Wij zullen Hem zien als het Lam van God dat de zonden van de wereld
wegneemt, als degene die onze zorgen, onze onzekerheden, onze twijfels en onze
zonden op zich neemt. Om Jezus te volgen
moeten we dat begrijpen.
Dit Lam komt ons
bevrijden van de logica van de wereld, van het oog voor oog en zorg voor
jezelf. Dit Lam toont ons met heel zijn
leven dat we enkel gelukkig kunnen worden als we de anderen hoger achten dan
onszelf en dat we de Heer zelf als eerste graag moeten zien. Onze redder is een lam, geen wolf of
leeuw. Hij komt niet met machtige wapens
of grote legers. Hij komt als een arm
kind in een kribbe en sterft als een terdoodveroordeelde. Maar de dood heeft niet het laatste woord,
hij verrijst om ons het eeuwig leven te geven.
Heel zijn leven zal hij de anderen op de eerste plaats stellen.
Bidden wij dan dat wij
naar Jezus zouden komen luisteren, bidden wij dat wij ons hart zouden openen
voor zijn woorden. Bidden wij voor al
wie verdrietig of angstig is, voor al wie in oorlog leeft of op de vlucht
is. Dat zij een vriend aan hun zijde
mogen vinden. Bidden wij vandaag ook
voor onze bejaarde vriend Michel die erg ziek is.