Vertrouw niet op een
offergave die door onrecht is verkregen, want de Heer is een rechter en
persoonlijk aanzien is voor hem niet van belang.
Hij is niet partijdig
ten koste van de arme, hij verhoort de bede van wie onrecht werd gedaan.
Hij slaat acht op de
smeekbede van een wees en op de
jammerklachten van een weduwe.
Wie de Heer zo dient
dat het hem behaagt, wordt aangenomen, zijn bede reikt tot aan de wolken.
Het gebed van een
nederige dringt door de wolken heen, hij is ontroostbaar zolang het niet
aankomt, hij volhardt totdat de Allerhoogste
er aandacht aan schenkt, totdat hij ten
gunste van de rechtvaardige oordeelt en dat oordeel uitvoert.
De Heer talmt niet en
heeft geen geduld met de onbarmhartige.
Lc 18, 9-14
Met het oog op
sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde hij de
volgende gelijkenis. ‘Twee mensen gingen
naar de tempel om te bidden, de een was een Farizeeër en de ander een
tollenaar. De Farizeeër stond daar rechtop
en bad bij zichzelf: “God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die
roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als
die tollenaar. Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn
inkomsten af.” De tollenaar echter bleef
op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In
plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: “God, wees mij zondaar
genadig.” Ik zeg jullie, hij ging naar
huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet.
Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert
zal verhoogd worden.’
Beste vrienden,
Het gebed van een nederige dringt door de
wolken heen, hij is ontroostbaar zolang het niet aankomt, hij volhardt totdat de Allerhoogste er
aandacht aan schenkt. Dat lazen we net in één van de verzen uit het
boek de Wijsheid van Jezus Sirach. Dit
is een boek van het Oude Testament. Het
boek spreekt ons over het gebed. Ook
vorige week hebben we gesproken over bidden.
Over met aandrang aan de Heer vragen.
Niet één keer iets vragen als we er toevallig aan denken. Maar écht zonder ophouden de Heer smeken om
zijn genade, om vrede in de wereld, om het einde van alle geweld en oorlog, om
de vrijlating van de ontvoerde bisschoppen in Syrië.
Ja, wij moeten leren
met aandrang te bidden tot de Heer. Maar
vandaag spreekt het Woord van God ons niet over het aandringen, zoals in het
verhaal van de arme weduwe bij de rechter.
Vandaag vertelt de
evangelist Lucas ons de bekende parabel van de Farizeeër en de tollenaar. Lucas legt zelf uit waarom Jezus deze parabel
vertelde: Met het oog op sommigen die
zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde hij de volgende
gelijkenis. Jezus vertelde deze
parabel voor alle mensen die van zichzelf denken dat ze goed bezig zijn,
wanneer ze naar de kerk komen en vroom tot God bidden, maar wanneer ze buiten
op straat neerkijken op een bedelaar of zich beter wanen dan iemand
anders.
Ook wij hebben
allemaal een goed oordeel over onszelf.
We vinden dat we goed bezig zijn, we vinden dat we niet zoveel fout
doen. Het zijn vooral de anderen wiens
fouten we gemakkelijk zien. Zegt Jezus
niet dat we de splinter in het oog van de anderen wel zien maar de balk in ons
eigen oog niet? Wij vinden dat de anderen gewelddadig zijn, dat de anderen
racistisch is, dat de anderen niet denken aan de armen.
Deze parabel is heel
actueel, het gaat over ons en over onze tijd.
Ook al heeft Jezus dit verhaal 2000 jaar geleden verteld. Ook vandaag zijn er zoveel mensen die zich
beter denken dan een ander, die een hard oordeel over anderen klaarhebben. Deze mensen ontmoeten elkaar niet in de
tempel zoals de Farizeeër en de tollenaar, maar in de moderne tempels van
vandaag zoals de shopping centers van de stad.
De Farizeeër staat rechtop, hij buigt niet voor God. Hij vindt zichzelf rechtvaardig. Hij leidt op het eerste zicht inderdaad een
voorbeeldig leven. Hij vast en hij geeft
aan de armen. Hij is geen dief en geen
onrechtvaardige. Hij gedraagt zich dus
voorbeeldig, niet veel mensen kunnen hem dat nadoen. En dus lijkt het juist dat hij God
dankt. We zouden kunnen zeggen dat deze
man volgens het boekje leeft.
Maar als we dan naar
de tollenaar kijken, dan zien we een heel andere man. Hij durft niet echt binnenkomen, blijft een
beetje op een afstand staan. Hij durft
zijn gezicht niet op te heffen maar houdt zich gebogen, alsof hij van zichzelf
weet dat hij geen voorbeeld is voor de anderen.
Hij spreekt over zichzelf als over een zondaar, en dat is hij ook. Die tollenaar was niet echt een voorbeeld van
een goede man. Maar hij weet dat van
zichzelf en hij heeft er spijt van.
En daar ligt juist de
ommekeer in het oordeel van deze parabel.
Jezus zegt heel duidelijk dat tegenover God niet je daden het belangrijkste
zijn, maar wel de houding van je hart.
Deze parabel is een
les in het gebed, maar meer nog is het een les in hoe we ons tegenover God
moeten gedragen. De zonde van de Farizeeër
ligt niet in het niet houden aan een wet
of regel. Dat deed hij perfect. Zijn zonde ligt in de manier waarop hij zich
beter denkt dan de anderen, in zijn harde oordeel over die zondaar van een
tollenaar. De Farizeeër waant zich zelf
God en oordeelt over de anderen.
De Farizeeër gaat niet
naar de tempel om God te vragen om zich te ontfermen over hem, hij geeft niet
toe dat hij ook fouten maakt. Zijn hart
is vol van zichzelf.
De tollenaar was
waarschijnlijk een man die veel geld had, waar veel mensen bang van waren. Hij had macht door zijn functie. Deze tollenaar stapt de tempel echter niet
binnen met volle handen.
Integendeel. Hij komt niet in de
tempel om iets aan te bieden aan God, maar wel om te vragen. Om te vragen om vergiffenis voor zijn
fouten.
De tollenaar zal als een nieuw man de tempel terug uitgaan. Hij zal zijn leven veranderen en waarschijnlijk de mensen beter behandelen. Hij heeft zich bekeert. De Farizeeër verlaat de tempel op dezelfde manier als hij is binnengegaan, in het idee dat hij perfect is, beter dan de anderen.