De Heer zei tegen Mozes: ‘Ga terug naar beneden,
want jouw volk, dat je uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich. Nu al zijn ze afgeweken van de weg die ik hun
gewezen heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield,
er offers aan gebracht en gezegd: “Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft
geleid!”’ De Heer zei verder tegen
Mozes: ‘Ik weet hoe onhandelbaar dit volk is. Houd mij niet tegen: mijn brandende toorn zal
hen verteren. Maar uit jou zal ik een groot volk laten voortkomen.’ Mozes probeerde de Heer, zijn God, milder te
stemmen: ‘Wilt u dan uw toorn laten woeden tegen uw eigen volk, Heer, dat u met
sterke hand en grote macht uit Egypte hebt bevrijd?
Denk toch aan uw dienaren Abraham, Isaak en
Israël, aan wie u onder ede deze belofte hebt gedaan: “Ik zal jullie zo veel
nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn, en het hele gebied waarvan
ik gesproken heb zal ik hun voor altijd in bezit geven.”’ Toen zag de Heer
ervan
af zijn volk te treffen met het onheil waarmee hij
gedreigd had.
Lc 15, 1.1-32
Alle tollenaars en zondaars kwamen hem opzoeken om
naar hem te luisteren. Maar zowel de Farizeeën als de Schriftgeleerden zeiden
morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Jezus
vertelde hun toen deze gelijkenis: ‘Als iemand van u honderd schapen heeft
waarvan er één verloren is geraakt, laat hij dan niet de negenennegentig andere
in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te gaan tot hij het
gevonden heeft? En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde op zijn
schouders en gaat hij naar huis. Daar roept hij zijn vrienden en buren bijeen
en zegt tegen hen: “Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap gevonden dat
verdwaald was.” Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één
zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen
inkeer nodig hebben.
En als een vrouw tien drachmen heeft en er één
verliest, steekt ze toch de lamp aan, veegt het hele huis schoon en zoekt ze
alles af tot ze het muntstuk gevonden heeft? En als ze het gevonden heeft,
roept ze haar vriendinnen en buren bijeen en zegt: “Deel in mijn vreugde, want
ik heb de drachme gevonden die ik kwijt was.” Zo, zeg ik u, heerst er ook
vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot inkeer komt.’
Vervolgens zei hij: ‘Iemand had twee zonen. De
jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit
waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. Na enkele
dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land,
waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. Toen hij alles
had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon
hij gebrek te lijden. Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land,
die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. Hij had graag zijn maag willen vullen met de
peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. Toen kwam hij
tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en
ik kom hier om van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen:
“Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard
uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.”
Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op
zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem.
“Vader,”
zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben
het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” Maar de vader zei tegen zijn
knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring
aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het.
Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot
leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te
vieren.
De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis
ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. Hij riep een van de
knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. De knecht zei tegen hem:
“Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat
hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.” Hij werd woedend en wilde niet naar
binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren. Hij
zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u
ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een
geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van
u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor
hem het gemeste kalf geslacht.” Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij
bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. Maar we konden toch
niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot
leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.”’
Beste vrienden,
In het evangelie van deze zondag horen we eerst
een herder die zijn vrienden roept en zegt: “Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap gevonden dat verdwaald was.” En nadien horen we een vrouw die zegt: “Deel in mijn vreugde, want ik heb de drachme
gevonden die ik kwijt was.” En tot slot horen we de vader die zegt: Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem
aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste
kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was
dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.”
Het zijn drie verhalen die dezelfde vreugde
uitdrukken. De vreugde van God die zijn
kinderen terugvindt die ver van Hem verwijderd waren. Ja, elke zondag vindt God ons terug en vieren
we samen feest. We kunnen God
vergelijken met de vader in de parabel van de verloren zoon. De Heer die vanuit zijn huis kijkt naar de
horizon en die zijn zoon ziet terugkomen.
Die jongste zoon die het huis had verlaten, die dacht dat hij zijn vader
niet nodig had.
De vader ziet zijn zoon terugkomen en hij heeft
medelijden met hem. Hij rent naar hem
toe. Hij doet dus niet alleen de deur
open, hij loopt hem snel tegemoet zodat de zoon al van ver ziet dat de vader
hem opwacht en dat hij welkom is. God
komt ons tegemoet. Hij komt ons tegemoet
in de eucharistieviering van vandaag.
Hij heeft medelijden met ons en vergeeft ons onze fouten.
De eucharistie is hét moment van vergeving in onze
week. We beginnen de viering ook met ons
tot God te keren en onze fouten te bekennen in de schuldbelijdenis.
De jongste zoon wou zijn deel van het bezit. Hij zou alles kunnen hebben, maar dan moest
hij het delen met zijn vader en zijn broer.
Hij wil dit niet. Hij wil zijn
deel, waarover hij baas kan zijn.
De vader geeft het hem en we horen wat hij ermee
doet. Hij verbrast het tot er niets meer
overblijft. Wij zijn vaak zoals die
jongste zoon. We willen ons deel, we
willen niet delen. We willen zelf
beslissen wat we doen met ons deel.
De vader geeft het hem. Hij vertrouwt zijn zoon en ziet hem
graag. De jongste zoon gaat weg van zijn
vader en houdt zich enkel bezig met zijn eigen leven. Hij denkt dat hij zijn vader niet nodig
heeft. Hij geeft al zijn geld uit en maakt elke dag plezier. Maar dan komt er hongersnood over het land en
heeft hij niets meer. Het is pas dan dat
hij terugdenkt aan zijn vader. Zijn wij vaak ook niet zo? We denken God niet nodig te hebben en baas te
zijn over ons eigen leven. Maar dan
komen er moeilijkheden op onze weg. En
we beseffen dat we eigenlijk maar klein zijn zonder de Heer.
De jongste zoon keert terug en wordt hartelijk
ontvangen door zijn vader. Maar zijn
broer, die altijd bij de vader was gebleven, is boos. Ook hij reageert egoïstisch. Hij is boos op zijn vader, omdat die zijn
broer met open armen ontvangt. Hij wil
niet binnenkomen en weigert feest te vieren met zijn broer.
Hij wil liever een geitenbokje om met zijn
vrienden feest te vieren, dan te delen in het gemeste kalf dat hij samen met
zijn vader en broer zou eten.
Hij spreekt zelfs niet meer over zijn broer als
broer. Hij zegt: Maar nu die zoon van u is thuisgekomen . Die zoon van u, waarmee ik niets meer te
maken heb.
Maar ook op hem wordt de vader niet boos. Hij legt kalm uit dat alles wat van hem is
ook van zijn zoon is. Zo had de oudste
broer het nooit bekeken. Hij verwacht
goedkeuring van zijn vader en beseft niet dat hij zijn geschenk al heeft
gekregen. Alles wat van de Vader is, is
immers al lang van hem.
Die twee broers zijn niet zo ver van ons: ze leven
allebei in ons hart. Soms reageren wij
zoals de jongste zoon en willen we onze eigen weg gaan, ver van de Vader. We willen bezitten, alleen voor onszelf. Maar deze weg –zo toont het evangelie ons-
leidt naar triestigheid. Soms zijn we
zoals de oudste zoon: we kijken jaloers naar de andere, we denken dat we niet
genoeg hebben, we zijn boos op de Vader die vergeeft en die barmhartig is. We vinden dat overdreven.
De eucharistie toont ons de rijkdom van een leven
dichtbij de Vader. We zingen niet voor
niets het lied van Johannes Chrisotomus: Wie vriend is van God mag nu genieten
van dit mooie schitterende feest.
Ja, het leven als leerlingen van Jezus, als kinderen van God is een feest. Een feest van vriendschap, een feest van barmhartigheid en vergeving.
Laten wij dan zoals het lied verdergaat: laat de dienaar blij binnengaan in de vreugde van de Heer.
Bidden wij opdat wij ons niet weg keren van de Vader, opdat wij niet onze eigen weg gaan ver van God.
Bidden wij dat wij niet jaloers zouden zijn op
anderen maar dat wij samen met de Vader en onze broers en zussen blij zijn en
feest vieren.
Bidden wij tot slot voor al wie het moeilijk
heeft. Voor wie in oorlog leeft, voor
wie op de vlucht is, voor wie honger of dorst heeft, voor wie ziek is of met
een handicap leeft. Bidden wij voor
vrede in de wereld.