Uit het
boek Genesis
En
Melchisedek, de koning van Salem, liet brood en wijn brengen. Hij was een priester
van God, de Allerhoogste en sprak een zegen over Abram uit: ‘Gezegend zij Abram
door God, de Allerhoogste, schepper van hemel en aarde.
Gezegend
zij God, de Allerhoogste: uw vijanden leverde hij aan u uit.’ Abram gaf aan
Melchisedek een tiende van wat hij had heroverd.
Woord van
God
Lc. 9,
11b- 17
Uit het evangelie volgens Lucas
Hij ontving hen vriendelijk en sprak tot hen over het
koninkrijk van God, en degenen die genezing nodig hadden maakte hij weer
gezond. De dag liep ten einde. De twaalf kwamen naar hem toe en zeiden: ‘Stuur
de mensen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omgeving gaan om
daar te overnachten en op zoek te gaan naar eten, want dit is een afgelegen
plaats.’ Maar hij zei tegen hen: ‘Geven jullie hun te eten.’ Ze zeiden: ‘We
hebben maar vijf broden en twee vissen. Moeten wij dan eten gaan kopen voor al
die mensen?’ Er waren ongeveer vijfduizend mensen bijeen. Jezus zei tegen zijn
leerlingen: ‘Zeg dat ze in groepen van ongeveer vijftig bij elkaar moeten gaan
zitten.’ Ze deden wat Jezus hun opdroeg en lieten iedereen in groepen bij
elkaar zitten. Jezus nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de
hemel en sprak er het zegengebed over uit. Daarna brak hij het brood en gaf het
met de vissen aan zijn leerlingen om aan de menigte uit te delen. De mensen
aten en allen werden verzadigd; de stukken brood die overbleven werden
opgehaald, twaalf manden vol.
Woord van God
Beste vrienden
Deze zondag viert de kerk het feest van het lichaam en het bloed van
Christus. Afgelopen donderdag was het
sacramentsdag. Het feest van het Heilig
Sacrament, van Jezus die in ons midden komt in brood en wijn en die ons
samenbrengt rond zijn tafel.
Want dat is het belangrijkste van de eucharistie. Het is Jezus die ons uitnodigt. Hij wil met ons aan tafel gaan. Hij wil niet dat wij allemaal alleen thuis
zitten en triestig zijn. Hij wil dat wij
vrienden worden van elkaar en van de armen en zwakken. Jezus loopt met ons mee tijdens ons
leven. Zoals hij ook met die twee
leerlingen meeliep die op weg waren naar Emmaus toen hij nog maar net gestorven
was.
Ze waren heel droevig omdat Jezus dood was en ze hadden Hem niet
meteen herkend. Ze herkennen Hem pas
wanneer hij met hen aan tafel gaat en brood en wijn met hen deelt. Op dat moment worden ze een gemeenschap, een
familie, broers van elkaar.
De leerlingen vragen het zelf aan Jezus. Op die weg naar Emmaus stoppen ze om te gaan
eten en overnachten en ze zeggen aan Jezus: ‘Blijf bij ons, want het wordt
avond en de dag loopt ten einde’. Jezus
liep met hen mee en ze gingen samen het huis binnen en gingen samen aan
tafel.
Zo loopt ook Jezus met zoveel mensen mee over heel de wereld. Hij gaat met hen aan tafel wanneer ze
samenkomen om de eucharistie te vieren.
Rond brood en wijn wordt een nieuwe familie geboren, een
gemeenschap. We zijn niet langer
allemaal individuen die los staan van elkaar.
We worden aan elkaar verbonden als broers en zussen van dezelfde
familie.
We lazen in het evangelie volgens Lucas over de leerlingen die naar
Jezus gaan om Hem te vragen om de mensen weg te sturen: Stuur de mensen weg, dan kunnen ze naar de
dorpen en gehuchten in de omgeving gaan om daar te overnachten en op zoek te
gaan naar eten, want dit is een afgelegen plaats.
De leerlingen zagen dat de mensen honger hadden, dat er problemen
zouden komen. Maar in plaats van zelf
iets te doen, vragen ze dat Jezus hen wegstuurt.
Maar Jezus zegt: Geven jullie
hen te eten. Jezus weet tot wat de leerlingen in staat
zijn, als ze écht geloven en Hij vertrouwt hen.
Maar de leerlingen zijn nog niet
overtuigd: we hebben niet genoeg, maar vijf broden en twee vissen. En moeten ze dan eten gaan kopen voor zoveel
mensen? Dat kan toch niet! Zoveel geld hebben ze niet. En waar moeten ze naar de winkels? Allemaal praktische problemen. Jezus zegt hen gewoon: geef hen te eten. Kijk niet naar wat je denkt te kunnen, maar
begin eraan te werken. De leerlingen
doen wat Jezus zegt, ze vertrouwen op Zijn Woord en beginnen te werken. Ze zetten de mensen in groepen.
Jezus neemt het brood, spreekt een dankzegging uit en laat het
ronddelen. Dat is toch precies wat we
vandaag in de eucharistie doen. Zoals
Jezus het ons gevraagd heeft. En we
zullen zien dat iedereen zal eten tot hij verzadigd is, tot hij geluk
vindt.
Daarom behandelen we brood en wijn, vanaf het gezegend is door de
priester (of geconsacreerd is) met zoveel eerbied. Omdat het Jezus zelf is die in ons leven komt
en die ons grote dingen laat doen.
Groter dan we zelf ooit gedacht hadden.
Vroeger was het de gewoonte om op sacramentsdag na de mis de geconsacreerde heilige hostie in
een monstrans te plaatsen, ter aanbidding. Daarna ging de sacramentsprocessie uit,
waarbij de priester het Allerheiligste Sacrament (de heilige Hostie) in een
monstrans door de straten van de parochie ronddraagt. De mensen versierden hun huizen met bloemen
en vlaggen.
Het is een mooie manier om Jezus te vieren in de straten en de pleinen. Het is
nodig dat ook in onze straten iemand voorbijkomt dit niet gekomen is om gediend
te worden, maar om te dienen. Iemand die
zijn leven geeft voor zijn vrienden. Door
de eucharistie worden wij als één lichaam.
Zo zegt Paulus het ook in zijn brief aan de Korinthiërs:
Een
lichaam is een eenheid die uit vele delen bestaat; ondanks hun veelheid vormen
al die delen samen één lichaam. Zo is het ook met het lichaam van Christus. Wij
zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden, wij zijn
allen van één Geest doordrenkt.
Bidden wij dan dat wij altijd die eenheid zouden beleven. Dat wij altijd vrienden zouden zijn van
elkaar, ook van wie niet denkt zoals wij of is zoals wij. Dat wij vrienden zouden zijn van de
bejaarden, van de gehandicapten, van de daklozen.
Bidden wij ook voor de twee bisschoppen in Syrië die nog altijd
ontvoerd zijn. Bidden wij voor vrede in
de wereld.