Paulus en Barnabas trokken van Perge verder naar Antiochië in Pisidië.
Daar aangekomen gingen ze op sabbat naar de synagoge en namen er plaats.
Toen Paulus en Barnabas de synagoge verlieten, kregen ze het verzoek om
de volgende sabbat opnieuw over dit onderwerp te spreken. Na afloop van de
samenkomst liep een groot deel van de Joden en de vrome proselieten met Paulus
en Barnabas mee, die hen toespraken en hen aanspoorden zich over te geven aan
de goedgunstigheid van God.
De volgende sabbat kwam bijna de hele stad bijeen om naar het woord van
de Heer te luisteren. Bij het zien van de mensenmenigte werden de Joodse
leiders jaloers en begonnen ze de woorden van Paulus op godslasterlijke wijze
verdacht te maken. Maar Paulus en
Barnabas zeiden onomwonden: ‘De boodschap van God moest het eerst onder u
worden bekendgemaakt, maar aangezien u die afwijst en uzelf het eeuwige leven
niet waardig acht, zullen we ons tot de heidenen wenden. Want de Heer heeft ons
het volgende opgedragen: “Ik heb je bestemd tot een licht voor alle volken om
redding te brengen, tot aan de uiteinden van de aarde.”’
Toen de heidenen dit hoorden, verheugden ze zich en spraken ze vol lof over
het woord van de Heer, en allen die voor het eeuwige leven bestemd waren
aanvaardden het geloof. Het woord van de Heer verspreidde zich over de hele
streek.
De Joden hitsten echter de vrome vrouwen uit de hogere kringen op,
evenals de vooraanstaande burgers van de stad, en wisten hen zover te krijgen
dat ze zich tegen Paulus en Barnabas keerden, zodat die uit het gebied werden
verdreven. Maar zij schudden het stof van hun voeten omdat ze niets meer met
hen te maken wilden hebben en vertrokken naar Ikonium. De achterblijvende
leerlingen waren vervuld van vreugde en van de heilige Geest.
Joh.
10,27-30
Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit
verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven. Wat mijn Vader mij gegeven
heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven, en de Vader en ik zijn één.’
Lieve vrienden,
We lazen de eerste lezing uit de Handelingen van de Apostelen. Het verhaal speelt zich af in de synagoge van
Antiochië in Pisidië. Dat ligt in het
huidige Turkije. De leerlingen gingen naar
de synagoge. Zoals alle joden deden en
nog steeds doen. De eerste leerlingen
van Jezus waren joden, zoals ook Jezus zelf een jood is. Dat is belangrijk om niet te vergeten. Het doet ons de joodse mensen als broers en
zussen in het geloof zien. Zoals een
grotere broer of zus.
Dit verhaal vertelt echter hoe de eerste leerlingen ervoor kozen om niet
langer joden te blijven, maar een nieuw volk bijeen te brengen waar ook een
plaats was voor de heidenen (of niet-joden).
De synagoge was een plek van vrome mannen en vrouwen, die bijeenkwamen
om te bidden en over de schrift te spreken. En dan komen Paulus en Barnabas binnen. En met hen bijna heel de stad. Alle mensen wilden immers horen wat die twee
te vertellen hadden over Jezus van Nazareth. Bij het
zien van de mensenmenigte werden de Joodse leiders jaloers, staat er in de
Handelingen. En ze beginnen Paulus tegen
te spreken. Dat is iets dat zich in elke
generatie, door de jaren heen , opnieuw heeft voorgedaan. Mensen denken het evangelie al te kennen,
denken niets nieuws meer te kunnen ontdekken in de boodschap van Jezus en
beginnen hem tegen te spreken. Maar
wanneer je denkt het evangelie al te kennen, sluit je je hart voor de bekering.
Je denkt dat je al goed genoeg bent, je
denkt dat je het al genoeg begrepen hebt en je staat niet meer open om het
nieuwe te zien. In het evangelie zegt
Jezus: Mijn schapen luisteren naar mijn
stem, ik ken ze en zij volgen mij.
Trouw zijn aan de Heer betekent luisteren naar Zijn Woord. Luisteren naar Zijn Woord elke zondag in de
liturgie en ook zelf lezen in de bijbel. Luisteren betekent niet stilzitten in de
synagoge van Antiochie, vol kritiek op Jezus en vol van onszelf. Luisteren betekent openstaan voor de bekering
van ons hart. Het betekent niet enkel
naar onszelf luisteren en aan onszelf denken. Het betekent onze grenzen verleggen en
begrijpen dat we morgen betere mensen kunnen zijn dan diegenen die we vandaag
zijn. Luisteren betekent hopen, je
openstellen voor de Geest van God die in jouw hart een nieuwe wind doet waaien.
Aan wie luistert, belooft Jezus het eeuwige leven. Niemand zal verloren gaan. Jezus
zegt dit met een overtuiging die geen twijfel mogelijk laat. Hij weet dat Zijn macht sterker zal zijn dan
de dood. Hij is een Goede Herder, die
geen enkel schaap in de steek laat.
Wie luistert, zal zoals de heidenen vol lof en vreugde over de Heer
spreken tot ieder die hij ontmoet. Dat
is ook een vraag aan ons hart. Spreken
wij over de woorden van Jezus tegenover anderen die Hem niet kennen? Misschien doen we dit veel te weinig. Omdat we nog maar weinig Zijn woorden
begrepen hebben, omdat we er zelf niet genoeg naar luisteren.
Bidden wij dan dat wij ons hart zouden openen voor het Woord van God. Dat wij meer moeite zouden doen om in de
bijbel te lezen, om écht te luisteren wanneer het ons wordt voorgelezen.
Bidden wij ook voor elke man en vrouw, voor elke kind, dat het woord van
God niet hoort. Omdat ze opgroeien in
oorlog of geweld, omdat ze hard moeten werken of als soldaat moeten vechten. Bidden wij dat wij sterke getuigen van de
liefde van Jezus in deze wereld mogen zijn.