Lc 24, 13 - 35
Het evangelie vertelt
ons opnieuw het verhaal van de leerlingen van Emmaus. Dat is geen toeval. Wij herkennen ons in die twee leerlingen die
zich van Jezus verwijderd hebben, die na Pasen terug op weg zijn naar hun oude
leven in hun dorp van altijd. Ook wij
zijn vaak zoals hen, met triestige gezichten.
Ons dagelijks leven
lijkt vaak maar een flauw afkooksel van de grootsheid die het evangelie van ons
vraagt. En vaak zijn er ook redenen voor
die triestigheid, de dingen gaan niet zoals we willen, de mensen reageren niet
op de manier die wij hoopten, in de wereld gebeuren er droevige dingen die ons
nog extra triestig kunnen maken.
Maar dan komt Jezus,
de gekruisigde op onze weg en hij wandelt met ons mee. Maar de leerlingen herkennen hem niet, zoals
wij hem vaak niet herkennen. Jezus
vraagt hen waarom ze zo droevig zijn en ze antwoorden: Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar
deze dagen gebeurd is? Inderdaad, wie is die man toch dat hij zelfs niet
weet wat er in Jeruzalem gebeurd is! Kleopas
noemt Jezus een vreemdeling. Hij toont
hiermee de afstand die tussen hen en Jezus staat.
De leerlingen zijn
droevig, want het is al de derde dag en ze leggen aan de vreemdeling uit dat
Jezus had beloofd dat hij zou verrijzen, maar dat er nog niets gebeurd is. De triestigheid heeft hen zonder hoop
gemaakt. Ze geloven er niet meer in, het
is allemaal niet waar…
En dan vertellen ze er
bijna als een anekdote bij dat er vrouwen naar zijn graf zijn gegaan en dat ze
zijn lichaam niet gevonden hebben. Dat de
vrouwen hen zijn komen roepen, dat de leerlingen zijn gaan kijken en dat ze de
plek vonden zoals de vrouwen het gezegd hadden, zonder lichaam.
Deze leerlingen hadden
het evangelie van de verrijzenis allebei gehoord, maar ze waren zo vol van
triestigheid dat ze niet kunnen hopen.
De vrouwen hebben het lichaam niet gezien, zijzelf herkennen Jezus niet
die naast hen loopt.
Jezus heeft ook nu
geduld met zijn leerlingen. Hij begint
hen de Schrift uit te leggen, zoals hij zo vaak had gedaan toen hij nog met hen
op weg was en hen onderricht gaf. Het gezelschap
van Jezus verandert hun hart en hun leven.
En dan stoppen ze en
Jezus wil verder gaan. Maar ze hebben
begrepen dat er iets in hun hart veranderd is en ze willen dat niet meer
loslaten. Ze vragen ‘die vreemdeling’ om
bij hen te blijven. En Jezus blijft bij
hen Hij laat hen niet in de steek.
En dan gaan ze aan
tafel en wordt brood gebroken en wijn gedeeld.
Zoals op het laatste avondmaal.
En daar herkennen ze Jezus, dan gaan hun ogen openen en zien ze dat het
Jezus zelf is die bij hen is. In brood
en wijn. In de eucharistie.
Wij zijn zoals die
leerlingen van Emmaus die op weg zijn en Jezus herkennen op hun weg in het
teken van brood en wijn.
Afgelopen week heeft
de kerk ons twee nieuwe heiligen gegeven, mensen die ons zijn voorgegaan en die
een voorbeeld voor ons zijn: Johannes
XXIII, de paus die het Tweede Vaticaanse concilie gestart heeft en Johannes
Paulus II, de paus die herinnert wordt als de paus van de familie. Paus Franciscus noemde hen ‘moedige mannen’
die het evangelie écht beleefd hebben.
Zij hebben Jezus
ontmoet en zijn niet droevig weggegaan. Ze
zijn een voorbeeld voor alle christenen. Het was de eerste keer dat twee pausen
tegelijk heilig verklaard worden. En het was ook de eerste keer dat zo’n
viering door twee pausen - Paus Franciscus en zijn voorganger paus Benedictus -
gebeurde.
Bidden wij samen met
deze nieuwe heiligen voor alle christenen waar ook ter wereld, voor de
christenen die vervolgd worden en leven in moeilijke gebieden. Voor elke mens die leeft in oorlog, in
armoede of op de vlucht.
Bidden wij voor
onszelf. Dat we Jezus zouden herkennen
in brood en wijn en dat we ons hart door hem zouden laten raken.