Mc 10, 2-16
Het is niet goed dat een mens alleen blijft. Deze woorden die God aan het begin van de
geschiedenis van vriendschap tussen God en de mensen zegt, zijn heel krachtig
en ze zitten in het hart van elke mens.
Iedereen is geroepen om deel uit te maken van een groep, om niet alleen
te zijn. Waarom is het belangrijk om
niet alleen te zijn? Om elkaar te kunnen
ondersteunen en helpen.
Vandaag spreekt het evangelie ons over de bijzondere band
tussen 2 mensen die het huwelijk is. Jezus
spreekt hierover omdat hij opnieuw een vraag krijgt van de Farizeeërs. We weten dat die erop uit waren om Jezus in de
val te lokken. Ze stelden altijd vragen met
de bedoeling om Jezus dingen te doen zeggen die tegen de Joodse wetten waren.
Maar Jezus trapt niet in hun val. Hij herhaalt letterlijk wat er in de eerste
bladzijden van het boek Genesis staat.
Het boek Genesis is het allereerste boek in de Hebreeuwse bijbel en dus een
boek dat de joden lezen.
In dit boek staat dat God de mensen gemaakt heeft naar
zijn beeld en onlosmakelijk aan elkaar verbonden heeft. Hier zit een gebod in: dat wat God verbonden
heeft, niet door de mensen verbroken mag worden.
De 2 echtgenoten zullen één zijn, zegt Jezus. Dat woord één is erg belangrijk. De vreugde die Adam voelt wanneer hij Eva
ziet, is de vreugde van de liefde. Niet van
meester of baas te zijn over de andere, maar de vreugde van elkaar graag te
zien.
En als die eenheid verbroken wordt, zijn het de zwaksten
die hiervan het meeste lijden. De
kinderen, de ouderen, de zieken. De eenheid
van het huwelijk is een heilig verbond, waar je niet lichtjes mag overgaan.
In de tijd van
Jezus kozen de mensen meestal niet zelf met wie ze zouden trouwen. De ouders onderhandelden een ‘deal’ die
eigenlijk redelijk zakelijk was. Jezus
spreekt niet over het zakelijke, maar over de liefde en de eenheid.
En dan tonen de leerlingen opnieuw dat ze toch nog niet
veel begrepen hebben van de woorden van Jezus.
De mensen proberen kinderen tot bij Jezus te brengen, maar de leerlingen
sturen hen weg.
Jezus houdt heel
veel van kinderen en zegt zelfs, dat grote mensen ook als kinderen moeten zijn,
om in de hemel te komen! Daarna omarmt Hij de kinderen en zegent hen.
Jezus zegt dus niet even “Hallo!” tegen de kinderen en
gaat verder met waarmee Hij bezig was. Nee, Hij geeft hen alle aandacht, neemt
de kinderen in de armen, en zegent hen.
Maar waarom zouden grote mensen zoals kinderen moeten zijn?
Volwassenen hebben hun hoofd vaak helemaal vol allerlei
gedachten, veroordelingen, drukke agenda’s, alles wat ze nog willen hebben en
nog veel meer.
(Kleine) kinderen hebben dat niet, zij staan open voor
alle mensen; ze kijken niet naar de kleren of spulletjes van iemand, maar zien
of een glimlach echt is.
Kinderen zijn vol verwondering voor de natuur en alle
grote en (hele) kleine dingen die God daarin gemaakt heeft. Grote mensen zien
al dat moois vaak helemaal niet meer. Aan
de hand van mama en of papa, hebben kinderen vertrouwen in wat gaat gebeuren,
ook als het nieuw en onbekend voor ze is.
Jezus zegt dat iedereen moet worden zoals kinderen, dat
alle mensen dus vol verwondering moeten kijken naar de wereld en naar de
mensen, dat alle mensen moeten vertrouwen op God, zoals een kind vertrouwt op
zijn ouders.
Want als wij dit vertrouwen hebben, zullen wij zien dat
die andere die wij ontmoeten ook een kind van God is en dus onze broer of zus.
Dan zijn er geen vreemdelingen meer, dan zijn er geen vijanden meer, dan is de
schepping volmaakt zoals God ze gewild heeft.