Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

zondag 15 december 2013: derde zondag van de Advent

Jes 35, 1-6.8.10
De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn,
de wildernis zal jubelen en bloeien,  als een lelie welig bloeien,
 jubelen en juichen van vreugde.
De woestijn tooit zich met de luister van de Libanon,
met de schoonheid van de Karmel en de Saron.
Men aanschouwt de luister van de HEER, de schoonheid van onze God.
Geef kracht aan trillende handen, maak knikkende knieën sterk.
Zeg tegen het moedeloze volk: ‘Wees sterk en vrees niet,
want jullie God komt met zijn wraak.
Gods vergelding zal komen, hijzelf zal jullie bevrijden.’
Dan worden blinden de ogen geopend, de oren van doven worden ontsloten.
Verlamden zullen springen als herten, de mond van stommen zal jubelen:
waterstromen zullen de woestijn splijten, beken de dorre vlakte doorsnijden.
Daar zal een gebaande weg lopen, ‘Heilige weg’ genaamd, geen onreine zal die betreden.
Over die weg zullen zij gaan, maar dwazen zijn er niet te vinden.
Zij die de HEER heeft bevrijd, keren terug. Jubelend komen zij naar Sion,
gekroond met eeuwige vreugde.
Gejuich en vreugde trekken de stad binnen, gejammer en verdriet vluchten eruit weg.

 
Mat 11, 2-11
Toen Johannes in de gevangenis over het optreden van de messias hoorde, stuurde hij enkele van zijn leerlingen naar hem toe  met de vraag: ‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’ Jezus antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien:  blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt.  Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’

Toen ze weer vertrokken, begon Jezus met de mensen over Johannes te spreken: ‘Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar het wuiven van het riet in de wind?  Wat zijn jullie dan gaan zien? Een mens die rijk gekleed ging? Welnee, wie rijk gekleed is, verkeert in koninklijke kringen.  Maar wat zijn jullie dan wel gaan zien? Een profeet? Jazeker, zeg ik jullie, en zelfs meer dan een profeet.  Hij is degene over wie geschreven staat: “Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen.”  Ik verzeker jullie: er is onder allen die uit een vrouw geboren zijn nooit iemand opgetreden die groter was dan Johannes de Doper; maar in het koninkrijk van de hemel is de kleinste nog groter dan hij.

Beste vrienden,

Vandaag vieren we de derde zondag van de Advent.  De derde kaars is aangestoken.  We herinneren ons nog heel goed vorige week, de tweede adventszondag met de prachtige viering van de doopsels van 3 van onze vrienden.  

Deze derde zondag geeft aan iedere mens die leeft in de woestijn een belofte die blij maakt: wij zullen de glorie van onze Heer zien! Men aanschouwt de luister van de HEER, de schoonheid van onze God, zo zegt de profeet Jesaja. 

Maar wonen wij dan in de woestijn?  Jesaja vraagt ons om uit de woestijn van een dor leven te treden, een leven dat enkel draait om onszelf en ons eigen geluk.  Een leven dat dor is omdat het zo geen vruchten voortbrengt van liefde en vriendschap.  Hij nodigt ons vooral ook uit om te hopen.  Hopen op de Heer die komt, op die vrede die komt wanneer wij dat kleine, zwakke kind herkennen als de redder van ons leven.  
 
Jesaja toont ons het visioen van een nieuwe wereld.  Een wereld waarin blinden de ogen geopend wordt en de oren van doven worden ontsloten. Een wereld waarin verlamden zullen springen als herten en de mond van stommen zal jubelen. En hij gaat nog verder: Gejuich en vreugde trekken de stad binnen, gejammer en verdriet vluchten eruit weg.
Maar is dat geen droom?  Is dat geen moment van optimisme, van te denken dat de wereld wel vanzelf beter zal worden, als een hocus pocus? Hoe lang moeten wij nog wachten?  Is dat koninkrijk van God geen sprookje?

Het is niet per toeval dat Johannes de Doper ons begeleidt tijdens de Advent.  Johannes stuurt zijn leerlingen naar Jezus  met de vraag: ‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten? 

Johannes De Doper zat in de gevangenis.  Hij was opgesloten door Herodes, omdat deze laatste bang werd omdat er zoveel mensen naar Johannes kwamen luisteren.  Herodes was bang dat Johannes De Doper de mensen zou oproepen tot opstand.  Het is vanuit de gevangenis dat hij zijn leerlingen naar Jezus stuurt.  Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?

Dat is de vraag van de Advent.  Het is ook de vraag van elke gelovige man of vrouw.  Wij vragen ons ook af wat onze toekomst is.  En wanneer de profetie van Jesaja vervult zal worden.  Wij vragen het aan het evangelie, zoals de leerlingen van Johannes De Doper het aan Jezus gevraagd hebben.    En Jezus antwoordt!  Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien:  blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. 

Jezus herhaalt hiermee eigenlijk de woorden van Jesaja.  Hij legt uit dat de voorspelling van Jesaja geen droom is, maar in Hem en door Hem werkelijkheid wordt.  En Jezus voegt er nog aan toe: Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot neemt.’
 
In Jezus wordt het plan van God met de mensen werkelijkheid.  Niet in één of andere hocus pocus truk, niet in één wondermoment.  Nee, het plan van God wordt werkelijkheid in de barmhartigheid, in het medelijden dat Jezus ons leert. 

Dat is de taak van de christenen: de liefde van God in de wereld te laten zien.  Het doorgeven van die boodschap van vrede en verzoening.  Het beleven van een wereld waar plaats is voor iedereen.  Het eren van God in de dienst aan de tafel (de eucharistie) en in de dienst aan de armen. 

Een groot heilig man uit de derde eeuw na Christus, Johannes Chrysostomus, zei het als volgt: Wil je het lichaam van Christus eren? Negeer hem niet als hij naakt is. Bewijs hem in zijde gekleed geen eer in de tempel, om hem daarna weer buiten staand te negeren, waar hij het koud heeft en slecht gekleed is. Hij die zei: "Dit is mijn lichaam" is dezelfde die zei: "Je zag dat ik hongerig was en je hebt mij geen eten gegeven", en "Wat u de geringste van mijn broeders heeft aangedaan, heeft U ook mij aangedaan" ... Wat heb je eraan als de Eucharistietafel is overladen met gouden kelken, als je broeder is gestorven van de honger? Begin ermee zijn honger te stillen om daarna met wat overblijft het altaar te versieren.

Dat moet de christen doen.  En hierover moeten wij getuigen.  Dat zijn de tekenen van de nieuwe wereld die komt: wanneer mensen geraakt door het vuur van het evangelie erover getuigen, zieken genezen, mensen die dor zijn geworden terug zin geven in het leven, gevangenen bevrijden. 

 Zalig degene die deze tekenen ziet en er zijn hart door laat raken.  Jezus is gekomen om ons te leren met Hem op weg te gaan, om ons te leren om ons hart te laten raken door die arme aan de kant van de weg. 

Laat ons dan ook bidden voor al wie zwak is, voor al wie droevig is, voor al wie zonder hoop is.  Laten we bidden dat we in deze Advent bidden en waken om ons hart klaar te maken voor de komst van Jezus. Het wachten op de komst van Jezus haalt ons weg uit de droevigheid van een leven in de woestijn.    Laten we bidden met dit oude gebed van de christenen: Kom, Heer Jezus!