De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn,
de wildernis zal jubelen en bloeien, als een lelie welig bloeien,
jubelen en juichen van vreugde.
De woestijn tooit zich met de luister van de Libanon,
met de schoonheid van de Karmel en de Saron.
Men aanschouwt de luister van de HEER, de schoonheid van onze God.
Geef kracht aan trillende handen, maak knikkende knieën sterk.
Zeg tegen het moedeloze volk: ‘Wees sterk en vrees niet,
want jullie God komt met zijn wraak.
Gods vergelding zal komen, hijzelf zal jullie bevrijden.’
Dan worden blinden de ogen geopend, de oren van doven worden ontsloten.
Verlamden zullen springen als herten, de mond van stommen zal jubelen:
waterstromen zullen de woestijn splijten, beken de dorre vlakte doorsnijden.
Daar zal een gebaande weg lopen, ‘Heilige weg’ genaamd, geen onreine zal die betreden.
Over die weg zullen zij gaan, maar dwazen zijn er niet te vinden.
Zij die de HEER heeft bevrijd, keren terug. Jubelend komen zij naar Sion,
gekroond met eeuwige vreugde.
Gejuich en vreugde trekken de stad binnen, gejammer en verdriet vluchten eruit weg.
Toen Johannes in de
gevangenis over het optreden van de messias hoorde, stuurde hij enkele van zijn
leerlingen naar hem toe met de vraag:
‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’ Jezus
antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer
lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden
worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan mij geen aanstoot
neemt.’
Toen ze weer
vertrokken, begon Jezus met de mensen over Johannes te spreken: ‘Waar zijn
jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar het wuiven van het riet in de
wind? Wat zijn jullie dan gaan zien? Een
mens die rijk gekleed ging? Welnee, wie rijk gekleed is, verkeert in
koninklijke kringen. Maar wat zijn
jullie dan wel gaan zien? Een profeet? Jazeker, zeg ik jullie, en zelfs meer
dan een profeet. Hij is degene over wie
geschreven staat: “Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor
je banen.” Ik verzeker jullie: er is
onder allen die uit een vrouw geboren zijn nooit iemand opgetreden die groter
was dan Johannes de Doper; maar in het koninkrijk van de hemel is de kleinste
nog groter dan hij.
Beste vrienden,
Vandaag vieren we de
derde zondag van de Advent. De derde
kaars is aangestoken. We herinneren ons
nog heel goed vorige week, de tweede adventszondag met de prachtige viering van
de doopsels van 3 van onze vrienden.
Deze derde zondag geeft
aan iedere mens die leeft in de woestijn een belofte die blij maakt: wij zullen
de glorie van onze Heer zien! Men
aanschouwt de luister van de HEER, de schoonheid van onze God, zo zegt de
profeet Jesaja.
Maar wonen wij dan in
de woestijn? Jesaja vraagt ons om uit de
woestijn van een dor leven te treden, een leven dat enkel draait om onszelf en
ons eigen geluk. Een leven dat dor is
omdat het zo geen vruchten voortbrengt van liefde en vriendschap. Hij nodigt ons vooral ook uit om te
hopen. Hopen op de Heer die komt, op die
vrede die komt wanneer wij dat kleine, zwakke kind herkennen als de redder van
ons leven.
Jesaja toont ons het
visioen van een nieuwe wereld. Een wereld waarin blinden de ogen geopend
wordt en de oren van doven worden ontsloten. Een wereld waarin verlamden zullen
springen als herten en de mond van stommen zal jubelen. En hij gaat nog
verder: Gejuich en vreugde trekken de
stad binnen, gejammer en verdriet vluchten eruit weg.
Maar is dat geen droom? Is dat geen moment van optimisme, van te
denken dat de wereld wel vanzelf beter zal worden, als een hocus pocus? Hoe
lang moeten wij nog wachten? Is dat koninkrijk
van God geen sprookje?
Het is niet per toeval
dat Johannes de Doper ons begeleidt tijdens de Advent. Johannes stuurt zijn leerlingen naar Jezus met de
vraag: ‘Bent u degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?
Johannes De Doper zat
in de gevangenis. Hij was opgesloten
door Herodes, omdat deze laatste bang werd omdat er zoveel mensen naar Johannes
kwamen luisteren. Herodes was bang dat
Johannes De Doper de mensen zou oproepen tot opstand. Het is vanuit de gevangenis dat hij zijn
leerlingen naar Jezus stuurt. Bent u degene die komen zou of moeten we een
ander verwachten?
Dat is de vraag van de
Advent. Het is ook de vraag van elke
gelovige man of vrouw. Wij vragen ons
ook af wat onze toekomst is. En wanneer
de profetie van Jesaja vervult zal worden.
Wij vragen het aan het evangelie, zoals de leerlingen van Johannes De
Doper het aan Jezus gevraagd hebben.
En Jezus antwoordt! ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en
zien: blinden kunnen weer zien en
verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen
weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws
bekendgemaakt.
Jezus herhaalt hiermee
eigenlijk de woorden van Jesaja. Hij legt
uit dat de voorspelling van Jesaja geen droom is, maar in Hem en door Hem
werkelijkheid wordt. En Jezus voegt er
nog aan toe: Gelukkig is degene die aan
mij geen aanstoot neemt.’
Dat is de taak van de
christenen: de liefde van God in de wereld te laten zien. Het doorgeven van die boodschap van vrede en
verzoening. Het beleven van een wereld
waar plaats is voor iedereen. Het eren
van God in de dienst aan de tafel (de eucharistie) en in de dienst aan de
armen.
Een groot heilig man
uit de derde eeuw na Christus, Johannes Chrysostomus, zei het als volgt: Wil je het lichaam van Christus eren? Negeer
hem niet als hij naakt is. Bewijs hem in zijde gekleed geen eer in de tempel,
om hem daarna weer buiten staand te negeren, waar hij het koud heeft en slecht
gekleed is. Hij die zei: "Dit is mijn lichaam" is dezelfde die zei:
"Je zag dat ik hongerig was en je hebt mij geen eten gegeven", en "Wat
u de geringste van mijn broeders heeft aangedaan, heeft U ook mij
aangedaan" ... Wat heb je eraan als de Eucharistietafel is overladen met
gouden kelken, als je broeder is gestorven van de honger? Begin ermee zijn
honger te stillen om daarna met wat overblijft het altaar te versieren.
Dat moet de christen
doen. En hierover moeten wij
getuigen. Dat zijn de tekenen van de
nieuwe wereld die komt: wanneer mensen geraakt door het vuur van het evangelie
erover getuigen, zieken genezen, mensen die dor zijn geworden terug zin geven
in het leven, gevangenen bevrijden.
Laat ons dan ook
bidden voor al wie zwak is, voor al wie droevig is, voor al wie zonder hoop
is. Laten we bidden dat we in deze
Advent bidden en waken om ons hart klaar te maken voor de komst van Jezus. Het
wachten op de komst van Jezus haalt ons weg uit de droevigheid van een leven in
de woestijn. Laten we bidden met dit oude gebed van de
christenen: Kom, Heer Jezus!