Want ik ken hun daden
en hun gedachten.De tijd is gekomen om
alle landen en volken bijeen te brengen. Ze zullen komen en mijn luister zien. Ik
zal onder hen een teken verrichten: sommigen zal ik sparen en naar vreemde
volken sturen – naar Tarsis, Pul en Lydië, volken van boogschutters, naar Tubal
en Griekenland, naar de verste eilanden, waar mijn faam nog niet is
doorgedrongen en mijn luister nog niet is gezien – en zij zullen mijn majesteit
tegenover al deze volken verkondigen. Uit alle volken zullen zij jullie ballingen
terugbrengen – zegt de Heer –, met paarden en wagens, met overhuifde wagens, op
muildieren en kamelen, naar mijn heilige berg, naar Jeruzalem, als een offer
voor de Heer, net zoals de Israëlieten hun offers in rein vaatwerk naar de
tempel van de Heer brengen. Zelfs zal ik sommigen van hen aanstellen als
priester of Leviet – zegt de Heer.
Lc 13, 22-30
Op weg naar Jeruzalem
trok hij verder langs steden en dorpen, terwijl hij onderricht gaf. Iemand
vroeg hem: ‘Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?’ Hij antwoordde: ‘Doe
alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan, want velen, zeg ik
jullie, zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet in slagen. Als de heer
des huizes eenmaal is opgestaan en de deur heeft gesloten, en jullie staan
buiten op de deur te kloppen en roepen: “Heer, doe open voor ons!”, dan zal hij
antwoorden: “Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan?” Jullie zullen
zeggen: “We hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken en u hebt in onze straten
onderricht gegeven.” Maar hij zal tegen jullie zeggen: “Ik ken jullie niet,
waar komen jullie vandaan? Weg met jullie, rechtsverkrachters!”
Dan zullen jullie
jammeren en knarsetanden wanneer je Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten
in het koninkrijk van God ziet, maar zelf buitengesloten wordt. Uit het oosten
en het westen en uit het noorden en het zuiden zullen ze komen, en ze zullen
aan tafel genodigd worden in het koninkrijk van God. En bedenk wel: er zijn
laatsten die de eersten zullen zijn, en er zijn eersten die de laatsten zullen
zijn.’
Beste vrienden,
De liturgie van deze
zondag toont ons de redding die de Heer ons brengt. De profeet Jesaja sprak er al over: De tijd is gekomen om alle landen en volken
bijeen te brengen. Ze zullen komen en mijn luister zien. De Heer wil alle volken samenbrengen en er
één familie van maken. De profeet Jesaja
sprak tot het volk van Israël, maar hij zegt wel duidelijk: alle landen en
volken. Ergens anders zegt Jesaja: alle
volken stromen toe naar de berg van de Heer.
Vanaf het allerbegin bedoelt God de hele mensheid. Adam en Eva zijn de voorstelling van alle
mannen en vrouwen. En wanneer God een
verbond sluit met Noach en hem redt door hem een ark te laten bouwen om aan de
zondvloed te ontsnappen, sluit hij een verbond met Noach in naam van de hele
mensheid.
De Heer is sinds het
begin vriend van alle mensen en Hij wil de redding van iedereen. Geen enkel volk kan dus zeggen dat hij liever
gezien is door God, dat hij meer is, dat de redding enkel voor een bepaalde
groep mensen is.
Het evangelie van
Lucas vertelt ons deze week over een vraag die aan Jezus gesteld wordt: Iemand vroeg hem: ‘Heer, zijn er maar
weinigen die worden gered?’
De joden dachten
immers dat het voldoende was om deel uit te maken van het volk van Israël om
gered te kunnen worden. Ze dachten dat
als je bij de juiste groep (de joden) hoorde, dat je dan sowieso gered zou
worden en het eeuwig leven bij de Heer zou vinden. Het leven na de dood, waar geen pijn en
verdriet meer zijn. Het ‘eeuwig leven’ waarvan
wij ons geloof uitspreken helemaal op het einde van de geloofsbelijdenis.
Maar de vraag die die
persoon stelt, toont al aan dat hij niet meer overtuigd is dat het gemakkelijk
is om gered te worden als je bij het volk van Israël hoorde. Jezus is akkoord maar hij antwoord niet
direct alleen op die persoon. Hij richt
zich tot heel het volk – en dus ook tot ons – wanneer hij zegt: Doe alle moeite om door de smalle deur
naar binnen te gaan, want velen, zeg ik jullie, zullen proberen naar binnen te
gaan maar er niet in slagen.
Jezus zegt duidelijk
dat het een smalle deur is, dat het dus moeilijk is om erdoor te gaan. Maar hij zegt niet dat het onmogelijk
is. Maar hij zegt wel dat er haast moet
zijn om binnen te komen, want wanneer de
heer des huizes eenmaal is opgestaan en de deur heeft gesloten, en jullie staan
buiten op de deur te kloppen en roepen: “Heer, doe open voor ons!”, dan zal hij
antwoorden: “Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan?” Jullie zullen
zeggen: “We hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken en u hebt in onze straten
onderricht gegeven.” Maar hij zal tegen jullie zeggen: “Ik ken jullie niet,
waar komen jullie vandaan?
Maar wat moeten wij
dan doen om het eeuwig leven te krijgen?
Dit vragen wij ons samen met de rijke jongeling af. Jezus antwoordde aan hem: Ga, verkoop je bezit en geef het aan de
armen. Kom dan terug om mij te
volgen.
Jezus geeft ons de
twee sleutels die nodig zijn om het Rijk van God te vinden: de armen graag zien
en Jezus volgen.
Het is dus niet genoeg
om te zeggen dat je leerling van Jezus bent.
Het is niet genoeg om naar de kerk te komen en af en toe te bidden. Jezus vraagt een grote verandering in ons
hart. Jezus legt in de vier evangelies
telkens opnieuw en met andere woorden en verhalen uit wat wij moeten doen. Omdat hij weet dat wij de dingen niet
gemakkelijk begrijpen, dat wij moeite hebben om ons hart te veranderen. Hij spreekt in het evangelie volgens Matteus
over de bruidsmeisjes die hun lampen brandend moeten houden. Hij vertelt de parabel van de talenten,
waarin hij ons uitlegt dat ons werk vruchten moet voortbrengen van vriendschap
en liefde.
In het 25ste
hoofdstuk van Matteus legt hij heel goed uit hoe wij moeten leven: Dan zal
de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader
gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van
de wereld voor jullie bestemd is. Want
ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te
drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en
jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en
jullie kwamen naar mij toe.” En wanneer we ons dan afvragen wanneer we dat
alles gedaan hebben, zegt Jezus: alles wat jullie gedaan hebben voor een van
de minsten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.
Jezus volgen door naar
zijn Woord te luisteren en Hem herkennen in elke arme en zwakke die wij
tegenkomen. Dat maakt ons christenen,
dat maakt ons leerlingen, dat is de weg naar het eeuwig leven.
Wij moeten oppassen,
want de deur van het egoïsme, van enkel aan onszelf denken is breed en we
kunnen er gemakkelijk door. Daarom
moeten we leren streng te zijn voor onszelf, geen lelijke dingen in ons hart en
in onze gedachten toelaten. Altijd opnieuw
ervoor kiezen om het goede te doen.
Als wij zo leven, zullen wij geluk vinden voor onszelf en voor iedereen
die wij ontmoeten.
Bidden wij dan tot de
Heer dat wij trouw naar Zijn Woord zouden luisteren. Dat wij ons hart erdoor zouden laten raken
zodat wij minder aan onszelf zouden denken maar meer plaats in ons hart zouden
hebben voor de armen en zwakken in deze wereld.
Bidden wij voor al wie
ziek is, voor mensen met een handicap, voor mensen die alleen zijn. Voor wie leeft in oorlog of op de vlucht
is. Voor de mensen in Egypte en
Syrië. Voor kinderen die opgroeien in
het geweld van de jeugdbendes in Latijns Amerika.