Joh 6, 41-51
Beste vrienden,
Het evangelie van deze zondag neemt ons
opnieuw mee naar de synagoge in Kafarnaüm, waar Jezus praat over het brood van het
leven. Jezus praat over het manna dat
uit de hemel kwam, wanneer het volk van Israël in de woestijn was en honger
had.
Hij zegt dat hijzelf
het brood is dat leven geeft. En degenen
die hem hoorden, begonnen te morren. Hoe
kan die Jezus nu zeggen dat hij het brood van leven is? We kennen hem toch, hij is toch de zoon van
Jozef! Hoe kan hij dan zeggen dat hij
uit de hemel is neergedaald? Hij komt
toch uit Nazareth, we kennen zijn familie toch!
Velen van de aanwezige joden kenden de familie van Jezus, hoe kan hij
dan zeggen dat hij uit de hemel komt?
Dat is de eeuwige
vraag, die altijd opnieuw gesteld wordt.
Hoe kan een gewone mens, geboren in een kleine stad aan de grens van het
Romeinse Rijk, in de periferie, hoe kan die mens Zoon van God zijn? Hoe kan hij nu uit de hemel komen?
En wat over Jezus
gezegd wordt, zou ook waar moeten zijn voor zijn zichtbaar lichaam op aarde,
dat de kerk is. Hoe kan het dan dat zo’n
christelijke gemeenschap die zo arm is, zo zwak, die zo weinig wapens bezit,
behalve de sacramenten en het Woord van God, hoe kan het dat die gemeenschap
redding kan brengen?
Dat is het mysterie
van het christelijke leven: het oneindige kiest het eindige om zich te tonen,
het Woord is in de wereld gekomen en is vlees geworden in Jezus en heeft onder
de mensen geleefd.
Zo begint het
evangelie volgens Johannes: In het begin was het Woord en het Woord was
God. Het is in de wereld gekomen, maar
de wereld nam het niet aan. Jezus is aan
de mensen gelijk geworden en hij heeft zich als mens vernederd, want hij is
gestorven aan het kruis.
Jezus is het Woord van
God, in Hem is het Woord helemaal waarheid geworden. Hij, die alles gemaakt heeft, wordt zichtbaar
in het kleine stukje brood en het beetje wijn van de eucharistie.
Daar waar twee of drie
eensgezind in Zijn naam samenkomen, is Hij in hun midden. En door Jezus kunnen wij God zien. Want God kunnen we niet zien, maar Hij is
mens geworden in Jezus, in de zoon van Jozef en Maria. En zo heeft hij onder de mensen geleefd.
Als de leerlingen aan Jezus vragen: Laat ons God zien. Zegt Jezus: ik ben al zo lang onder jullie en jullie hebben me nog niet leren kennen? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.
Als de leerlingen aan Jezus vragen: Laat ons God zien. Zegt Jezus: ik ben al zo lang onder jullie en jullie hebben me nog niet leren kennen? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.
Jezus is de redding voor de mensen, zoals dat
manna de redding was voor het volk van Israël.
Dit is geen wetenschappelijk plan, maar een plan van liefde. Het plan van de liefde van God voor de
mensen.
Jezus is het brood dat
leven geeft en hij zegt zelfs: wie van Mij eet, zal in eeuwigheid niet
sterven. Uw voorouders hebben in de
woestijn het manna gegeten, en toch zijn ze gestorven. Uw voorouders hebben in de woestijn het manna gegeten, en toch zijn ze
gestorven. In de eucharistie komt
Jezus onder ons in brood en wijn, en door te communie te gaan, worden wij deel
van dit eeuwig leven, dit goddelijke leven.
Dit verbond van liefde zonder einde.
In de eerste lezing
hoorden we reeds dat ook de profeet Elia deel krijgt van dit levend brood. Hij werd vervolgd door de koningin Jézabel en
moest vluchten naar de woestijn. Hij
kwam aan een bremstruik en wilde sterven.
Wanneer hij in slaap valt, komt er een engel die zegt: Sta op en
eet. Elia staat op en vlakbij zijn hoofd
ziet hij brood en hij eet ervan. Tot
twee keer toe gebeurt dit. Ook wij
moeten er door een engel aan herinnerd worden dat we moeten opstaan en eten,
dat we moeten blijven eten van dit levend brood van Jezus. Wij mogen niet denken dat we dit brood niet
nodig hebben, dat we wel zonder kunnen leven.
We moeten begrijpen
dat we elke week opnieuw in de eucharistie ons moeten voeden met het levend
brood dat Jezus is. Elia eet van het
brood en hij is er zo door gesterkt dat hij 40 dagen en nachten kan stappen,
tot aan de Horeb, de berg van God.
Dat is de
pelgrimstocht die elke christen maakt tijdens zijn leven, zoals Mozes op de
berg ging, zoals Elia, zoals Jezus.
En wij zijn de
leerlingen die mee die berg opgaan en daar verblind worden door het schitterend
licht dat Jezus is als hij zijn ware gedaante toont.
Laten we dus elke week
ons komen voeden met het levend brood van Jezus, opdat wij zijn armen en benen
worden in deze wereld, opdat de mensen aan ons zouden zien dat we leerlingen
van Jezus zijn. Want zo kunnen we het
goede in de wereld brengen, zo kunnen we vechten tegen geweld en oorlog, zo
kunnen we bouwen aan een betere toekomst.
Zo zullen ook wij deel uitmaken van het eeuwige leven.