Ez. 17, 22-24
Mc. 4, 26-34
Bij het lezen van de verhalen van vandaag horen we dat
heel de tijd gaat over het Rijk van God.
Jezus gebruikt verschillende manieren om duidelijk te maken aan de
leerlingen wat hij hiermee bedoelt. Hij
spreekt in parabels. Parabels zijn
verhalen die Jezus vertelt met de bedoeling iets beter uit te leggen, een
beetje zoals een voorbeeld geven van iets.
Jezus weet dat zijn leerlingen, dat alle mensen het vaak
moeilijk hebben, om Zijn Woord goed te begrijpen. Wij ook.
We denken soms dat we het al kennen, of dat we het al eens een keertje
eerder gehoord hebben en al begrepen hebben.
Of soms denken we dat het toch maar raar is wat Jezus allemaal vertelt.
Parabels maken het Woord van God duidelijker, omdat het
over dingen gaat die de mensen goed kennen, zoals het zaaien van planten en
zaden.
De eerste parabel gaat over iets heel bekends: de boer
zal eerst zaadjes in de grond steken en na de zaaitijd wacht hij geduldig
totdat de zaadjes kiemen en langzaam veranderen in planten. De boer geeft water aan het zaad, hij verzorgt
het door het onkruid eruit te halen en hij zorgt er ook voor dat er geen vogels
komen om het zaad weg te roven.
Ieder van ons moet zoals die boer zijn die zorg draagt
voor het zaad. Maar over welk zaad
hebben we het dan? Het zijn de zaadjes
van vriendschap die in ons hart en in onze wijk gepland worden. De zaadjes van vrede en van solidariteit, van
verdraagzaamheid, van vriendschap tussen jong en oud.
God zorgt ervoor dat die zaadjes groeien, zoals de aarde
spontaan vruchten voortbrengt. Maar het
is aan ons om zoals de boer ervoor te zorgen dat de juiste zaadjes op de juiste
plaats groeien, zodat er vrede komt op plaatsen waar er ruzie is. Zodat er verdraagzaamheid komt, op plaatsen
waar er racisme en haat is. Zodat er
leven komt, op plaatsen waar er enkel nog eenzaamheid was.
In de tweede parabel vergelijkt Jezus het Rijk Gods met
een klein zaadje, het kleinste dat er is: een mosterdzaadje. In het Rijk Gods gebeurt er namelijk exact
het omgekeerde van wat de mensen denken.
Wie onder u de eerste wil zijn, moet dienaar worden van allen.
Jezus zegt dat het met het Rijk Gods hetzelfde is als met
dat kleine zaadje. Het begint heel
klein, je ziet het bijna niet, het lijkt onbelangrijk voor de wereld. Maar zodra het groeit, kan het uitgroeien tot
een stevige boom, één van de grootste onder de bomen. Zo is het ook met het goede dat wij
doen. Soms denken wij mss, wat maakt het
uit: één bezoekje aan een bejaarde? Of
wat maakt het uit, één gebed voor de vluchtelingen?
Maar als wij zo denken, vergeten wij de kracht van God,
die het kleinste zaadje kan doen uitgroeien tot een stevige boom.
Het Rijk van God kiest de weg van de zwakste, van de
kleinste. Het geeft de voorkeur aan wie
niet meetelt in deze wereld. En het is
in dit Rijk Gods dat de hongerigen te eten krijgen, wie dorst heeft te drinken,
waar geen haat of onverschilligheid meer bestaat, waar geen oorlog of geweld
meer heerst.
Het Rijk is waar liefde is, waar vrede is. Je kan zeggen dat je niet naar de hemel gaat
als je de werken van barmhartigheid doet, maar dat je al in de hemel bént als
je de werken van barmhartigheid doet.
Weten jullie nog welke? De
hongerigen eten geven, de dorstigen te drinken, wie naakt is kleden, wie ziek
is bezoeken, wie gestorven is begraven en wie vreemdeling is opnemen en
verwelkomen en wie gevangen is bezoeken.
Jezus leert ons het Rijk Gods te begrijpen, maar we mogen
ook nooit vergeten dat Jezus zelf zijn leven gegeven heeft, zoals die
graankorrel die in de aarde valt en openbarst, zodat er een plant uit kan
geboren worden.
Bidden wij de Heer, dat wij mee mogen bouwen aan dit Rijk
Gods op aarde. Bidden wij voor het einde
van alle geweld en oorlog, bidden wij voor vrede in de wereld.