Hand 10, 34.37-43
Joh 20, 1-9
Wij hebben Jezus gevolgd tijdens de laatste dagen van
zijn leven en nu is het Pasen. Het paasevangelie
vertrekt vanuit de duistere nacht.
Johannes schrijft dat het nog donker was toen Maria van Magdala naar het
graf ging. Ook in haar hart heerste duisternis. Ze is heel erg droevig en heeft geen hoop
meer, want ze hebben Jezus gekruisigd en hij is gestorven.
Maar zodra ze aan het graf komt, ziet ze dat de zware
steen is weggerold. Ze loopt meteen naar
Petrus en Johannes en zegt: Ze hebben de
Heer uit het graf genomen en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.
Als Petrus en Johannes zien hoe wanhopig Maria is, lopen
ze ook naar het graf. Ze willen zelf ook
gaan kijken. Ze lopen, ze haasten zich,
dit toont hoe elke christen op zoek moet gaan naar Jezus. Gehaast, snel, niet op het gemak van altijd.
Johannes, de leerling van de liefde, loopt het snelst en
komt het eerst aan bij het graf. De liefde
doet het snelste lopen, maar hij wacht wel op Petrus. Hij wacht op zijn broer in het geloof.
En Petrus gaat als eerste binnen. Die Petrus die zo bang was geweest aan het
vuur, toen dat dienstmeisje hem herkende, hij vindt stilaan de moed terug. Ze zien dat het lichaam van Jezus weg
is.
Jezus is niet meer in het graf, hij is verrezen, hij
heeft de dood overwonnen. Hij heeft zich
niet zoals Lazarus moeten losmaken uit de zwachtels van de dood, hij heeft de
dood overwonnen.
Dat is Pasen, de dood heeft niet het laatste woord, alles
kan veranderen, er is altijd hoop! Jezus
leeft voor altijd. Het evangelie is
opnieuw geboren worden, een wedergeboorte.
En dit nieuws van Pasen mogen we niet voor onszelf houden, maar moeten
we delen met de hele wereld. Alles kan
veranderen, elke oorlog kan stoppen, alle haat kan veranderen in liefde.