Ex. 20, 1-17
Joh. 2, 13-25
Het evangelie van vandaag begint met de zin: Toen het
paasfeest der Joden nabij was, ging Jezus op naar Jeruzalem. Jezus was op weg naar het Pesach feest in
Jeruzalem. Ook wij zijn tijdens deze vasten
op weg naar Pasen. We zijn met Jezus mee
op weg naar Jeruzalem en we bereiden ons voor op die belangrijke Goede Week. Een week van lijden, een week van verraad en
verdriet, maar vooral een week die eindigt met de verrijzenis.
De vasten is ondertussen 3 weken bezig en we moeten ons
afvragen of we trouw zijn gebleven aan onze afspraken, aan de veranderingen die
we wilden doorvoeren tijdens deze vasten.
Wat het is veel makkelijker om verder te leven zoals
altijd, een beetje zoals de mensen in de tempel die handel dreven, die
offerdieren verkochten en eigenlijk in het huis van God verdergingen met hun
leventje van altijd.
Maar Jezus laat dit niet zomaar gebeuren, hij maakt zich boos,
maakt een gesel en drijft ze allemaal uit de tempel. Jezus
wordt boos, omdat hij ziet dat het geld belangrijker is geworden voor de mensen
dan God zelf. Het komt op de eerste
plaats, het krijgt al hun aandacht. Jezus
begrijpt dat het de 30 denariën zijn die Judas zullen overtuigen om Hem te
verraden.
In de eerste lezing uit het boek Exodus horen we de opsomming
van de tien geboden, zoals God ze aan Mozes gegeven had:
Altijd God vereren, nooit afgoden, niet vloeken of de
naam van God oneerbiedig gebruiken, de zondag vieren, vader en moeder eren, niet
doden, niets doen dat oneerbaar is, niet stelen, tegen uw naaste niet vals
getuigen, niets doen dan onkuis is en niet onrechtvaardig begeren wat uw naaste
toebehoort.
Dat zijn duidelijke wetten om een eervol leven te
leiden. En misschien dachten al die
handelaren in de tempel wel dat ze dat allemaal deden. En toch wordt Jezus boos, omdat ze in hun
hart niet de juiste keuze hebben gemaakt.
Omdat ze het geld boven God stellen.
En dan zeggen de mensen tegen Jezus: wie denk jij wel dat
je bent. Waarom durf jij zo tegen ons
tekeer te gaan! Maar Jezus laat zich niet afschrikken.
Hij zegt: Breek deze tempel af en ik zal hem in 3 dagen
weer opbouwen. De mensen dachten dat hij
de tempel van Jeruzalem bedoelde maar Jezus bedoelde zijn eigen lichaam.
Jezus jaagt de handelaars weg met een gesel. Eigenlijk is zijn Woord elke week een beetje
zoals die gesel, die de slechte dingen, zoals het egoïsme en onze liefde voor
onszelf, uit ons hart wil wegjagen zodat
er alleen plaats overblijft voor het goede.