Jes3,
16b-17.19b, 64, 2-7
Mc 13, 33-37
Dit is de eerste zondag van de advent en met de advent begint
een nieuw liturgisch jaar. De advent is
geen heel bekende tijd, er wordt niet veel over gezegd op tv en er verschijnt
ook niet veel van in de krant; we zien zelfs niet zoveel adventskransen in de
huizen.
De advent is een beetje een geheime tijd, die de
christenen cadeau krijgen van God. Een
tijd waarin ze hun hart voorbereiden op de komst van Jezus die geboren wordt
met kerstmis.
Deze tijd lijkt wel erg op de tijd waarover de profeet
Jesaja in de eerste lezing spreekt; een
tijd waarin God lijkt verdwenen. Waarin
de mensen hun eigen ding doen en vaak leven alsof God niet bestaat. Jesaja zegt: Keer toch terug Heer. Dat is het gebed van de advent. De vraag dat de Heer in deze wereld komt, met
zijn liefde en zijn barmhartigheid.
De advent vraagt ons om niet langer naar ons zelf te
kijken, maar om onze blik op te richten en uit te kijken naar de komst van de
Heer. Het evangelie van Marcus zegt het
duidelijk: weest waakzaam, want gij weet
niet wanneer het ogenblik daar is.
En daar hebben we de laatste weken al veel verhalen over gehoord:
over de dienstmeisjes die hun lampen brandend moesten houden en extra olie moesten
meenemen. Of over de slaven die van de
Heer elk talenten krijgen en er mee werken tot de Heer terugkomt. Niemand weet het juiste uur of het juiste
moment, ons wordt allemaal gevraagd om waakzaam te zijn.
Jezus vergelijkt de gelovige met een poortwachter die
aandachtig wacht op de komst van de Heer.
Hij moet waken bij de deur en deze openen als de Heer aankomt. Die deur is de deur van ons eigen hart
natuurlijk. Maar het gaat ook over de deur van ons huis, over onze gastvrijheid
voor wie in nood is, voor de armen en de vluchtelingen, voor de eenzame bejaarden
waar we een kerstfeest voor voorbereiden.
Want ook zij zijn onze ‘heren’.
In de Apocalyps lezen we: Ik sta voor de deur en ik klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal
ik binnenkomen en we zullen met elkaar aan tafel gaan.
De leerling van Jezus moet waakzaam zijn. Wij weten hoe gemakkelijk we in slaap vallen
door onze luiheid, hoe vaak we alleen maar aan onszelf denken en de armen
vergeten. Laat ons dus luisteren naar
dit evangelie en erop letten dat we niet in slaap vallen en niet onverschillig
worden tegenover het lijden in de wereld.
Dit is uiteindelijk wat er gebeurd in Bethlehem, de
inwoners waren onverschillig en egoïstisch, niemand deed de deur open voor dit
arme gezin dat een kindje verwachtte.
Wij krijgen de advent om te leren om ons hart wél te
openen, om te waken en te bidden.