Jes 5, 1-7
Mt 21, 33-43
De
voorbije 3 zondagen sprak het evangelie ons over de wijngaard. Toen
Jezus hierover predikte, dachten zijn toehoorders waarschijnlijk aan de vele
teksten in het Oude Testament die spreken over de wijngaard van de Heer. Dit hebben we ook gehoord in de eerste lezing
uit de profeet Jesaja die we daarnet hoorden.
Die
teksten spreken altijd over de liefde van de Heer die zonder grenzen is. Soms gebruiken de Bijbelse auteurs beelden
uit romantische serenades om hun gedachten uit te drukken. Zo start ook de lezing van Jesaja: Ik wil zingen van mijn vriend, het lied van
mijn vriend en zijn wijngaard.
We kunnen ook onze
gemeenschap vergelijken met deze wijngaard waarover de Schrift spreekt. De Heer
heeft altijd zijn dienaren uitgezonden om ervoor te zorgen dat er vruchten in
de wijngaard groeien, maar we moeten toegeven dat die vruchten af en toe wel
bitter of zuur zijn…
Dat komt door de bitterheid
van onze daden, de dorheid van ons hart.
De klaagzang van de Heer over zijn wijngaard die geen goede vruchten
voortbrengt, zou dus eigenlijk ook wel over ons kunnen gaan. Wat kon ik nog doen voor mijn wijngaard dat
ik niet gedaan heb? zegt Jesaja.
Het lijkt wel of de Heer zichzelf
deze vraag stelt, alsof hij zichzelf de schuld geeft… terwijl het eigenlijk
onze fout is, als de vruchten zuur of dor zijn.
De Heer heeft zeker veel
harden gewerkt dan wij allemaal. Maar
hij blijft zich afvragen of hij nog meer had moeten doen. Vragen wij ons dikwijls af of we al wel
genoeg doen, of we nog meer zouden kunnen doen?
Waarom stelt de Heer zich
deze vraag? En waarom stellen wij ons
deze vraag niet?
Misschien zijn we te trots,
teveel bezig met onszelf. Misschien zijn we enkel bezig met ons eigen kleine
tuintje dat we wel mooi verbouwen, en kijken we niet verder naar de grote
wijngaard van de Heer.
Misschien verdringen we de
woorden van de Heer wel, hoewel hij telkens opnieuw tot ons blijft
spreken.
Het hart van de
evangelietekst is het verhaal over de grenzeloze liefde van God voor de mensen.
Als de oogsttijd gekomen is, zond de Heer zijn dienaren naar de wijnbouwers om
de oogst te verzamelen. De reactie van
de wijnbouwers is erg gewelddadig; ze
slaan, stenigen en doden hen. De landeigenaar
stuurt dan andere dienaars, meer nog dan de eerste keer, maar hun wacht
hetzelfde lot.
Dan stuurt hij tot slot zijn
eigen zoon. Want de liefde van de
landeigenaar is zo groot, dat hij het hart van de geweldenaar écht wil
veranderen.
De landeigenaar denkt
waarschijnlijk dat ze zijn zoon wel zullen respecteren, maar nee hoor, ze
grijpen hem vast, brengen hem ‘buiten de wijngaard’ en doden hem.
Toen deze woorden werden
uitgesproken, waren ze waarschijnlijk alleen voor Jezus duidelijk. Hij werd geboren buiten Bethlehem, hij stierf
buiten Jeruzalem.
Aan het einde van de parabel
vraagt Jezus zijn luisteraars wat de landeigenaar zal doen met zijn
pachters. Het antwoord is redelijk, hij
zal hen straffen, hij zal hen de wijngaard ontnemen en aan anderen geven die
wel vruchten zullen voortbrengen.
God verwacht goede
vruchten. Jezus waarschuwing is niet alleen
voor zijn toehoorders toen, maar ook voor ons allemaal.
De vraag die wij ons dus
allemaal moeten stellen is de volgende: brengen wij goede vruchten voort? Werken wij hard in de wijngaard van de
Heer? Zaaien wij zijn vrede om ons heen? Zijn wij voorbeelden van zijn grenzeloze
liefde in deze wereld?
Onze grote kracht ligt in
het gebed. Als wij luisteren naar de
woorden van de Heer, als wij ons hart écht laten raken, kunnen wij woorden van
leven spreken tot anderen, kunnen wij vriendschap en liefde rondom ons
zaaien; dan brengen wij goede vruchten
voort.