2 Kon 4,
8-11.14-16
Mt 10, 37-42
Wie vader of
moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer
bemint dan Mij, is Mij niet waardig.
Met deze woorden begint het stukje uit het evangelie volgens Matteus dat
we net gehoord hebben. Jezus vraagt aan
zijn leerlingen een radicale liefde, een grote liefde zonder grenzen, groter
dan de grootste liefde die er al in de wereld kan zijn. Want dat zijn de maten van liefde die wij
kennen: de liefde voor je ouders en de liefde voor je kinderen, dat is in onze
ogen de grootste liefde die een mens kan voelen.
Maar Jezus vraagt ons om Hem nóg liever te zien. Dat is christen zijn. Jezus zo graag zien dat iedereen het aan je
merkt, dat je zijn liefde in de wereld kan brengen onder de mensen.
Jezus spreekt over het ‘waardig zijn’. Dit komt vaak voor in het evangelie. We herkennen hierin ook de woorden van de
honderdman die we elke week in de eucharistieviering herhalen: Heer ik ben niet
waardig dat gij tot mij komt, maar spreek en ik zal gezond worden.
Wie is het uiteindelijk waardig dat Jezus tot hem komt…
Wij zijn allemaal kleine mensen, we maken fouten, we vergeten de woorden van
Jezus en reageren vaak hard of onverschillig.
We denken nog zoveel aan onszelf en maken nog maar zo weinig plaats voor
de anderen en zeker voor de armen in ons leven.
En toch komt Jezus tot bij ons, elke week. In de eucharistieviering in brood en
wijn. In Zijn Woord dat we beter
begrijpen telkens we het lezen. Jezus
komt tot ons omdat hij ons graag ziet, omdat hij wil dat wij met heel ons leven
deel uitmaken van zijn leven.
De leerling vindt zichzelf wanneer hij Jezus vindt. Dat is de betekenis van de woorden die
volgen: Wie zijn leven vindt, zal het
verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden. Jezus zelf heeft zijn leven teruggevonden in
de verrijzenis, door het te verliezen omdat hij niet toegaf aan de wetten van
deze wereld die zeggen ‘red jezelf’.
De meeste mensen verstaan precies het tegenovergesteld
onder gelukkig zijn: ze denken dat je gelukkig wordt als je dingen voor jezelf
doet, rijk wordt, veel hebt.
Maar wij, leerlingen van Jezus, wij weten dat je
eigenlijk juist ongelukkig wordt als je alleen voor jezelf leeft. Want het échte geluk vind je wanneer je voor
de anderen leeft, wanneer je geeft ipv te krijgen, wanneer je iemand anders
gelukkig maakt, bv een eenzame bejaarde met een bezoekje, of een bedelaar met
een centje en een vriendelijk woord of een glimlach.
Paulus zegt tegen de oudsten in de kerk in Efeze ‘Het is
zaliger te geven dan te ontvangen’.
Het 10de hoofdstuk van het evangelie volgens
Matteus is eigenlijk een handleiding over hoe christen te zijn. Het sluit af met een aantal opmerkingen over
hoe de leerlingen ontvangen worden.
Jezus wil dat zijn leerlingen ontvangen worden door iedereen.
Wie u opneemt,
neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die mij gezonden heeft. Wie een
profeet opneemt, omdat het een profeet is, zal ook het loon van een profeet
ontvangen; en wie een deugdzaam mens opneemt, omdat het een deugdzaam mens is,
zal ook het loon van een deugdzame ontvangen. En wie een van deze kleinen al
was het maar een beker koud water geeft, omdat hij mijn leerling is, voorwaar, Ik
zeg u: Zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.”
Deze verzen tonen de waardigheid van de leerlingen van
Jezus; want wie hen ontvangt, ontvangt Jezus zelf. De leerling wordt hier beschreven als een
profeet, iemand die het Woord van God brengt ipv zijn eigen woorden.
Jezus zegt ook aan zijn leerlingen: Neem geen goud,
zilver of kopergeld mee in je beurs, neem geen reistas mee voor onderweg, geen
twee stel kleren, geen sandalen en geen stok.
De enige rijkdom van de leerling van Jezus is het
evangelie. Deze rijkdom hebben wij zelf
ontvangen en deze rijkdom mogen wij niet voor onszelf houden, maar doorgeven
aan anderen.
Zo kan het Woord van God werkzaam worden in deze wereld,
zo kunnen we vechten tegen het kwade dat zo sterk lijkt: de oorlog, het geweld,
de armoede.
Ons wapen is het evangelie, ons antwoord is de liefde van
de Heer.