Hand 2, 1-1
Joh 20, 19-23
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren ze allemaal op
één plaats bijeen. Het is 50 dagen na
Pasen en de leerlingen zijn samengebleven.
Hun meester was vermoord, hij was verrezen, hij was niet meer dood. Hij
was verschillende keren aan hen verschenen en hij was nadien ten hemel
opgenomen.
Er was zoveel gebeurd in het leven van die eenvoudige vissers, ze waren zo ver weg van hun vertrouwde visserboten. Ze deden wat Jezus hun had opgedragen, ze bleven samenkomen om brood en wijn te delen in zijn naam.
Er was zoveel gebeurd in het leven van die eenvoudige vissers, ze waren zo ver weg van hun vertrouwde visserboten. Ze deden wat Jezus hun had opgedragen, ze bleven samenkomen om brood en wijn te delen in zijn naam.
De twaalf apostelen, 11 en Matthias die ze in de plaats
van Judas hadden gekozen, nog enkele leerlingen, Maria en de andere
vrouwen. Sinds Pasen waren ze blijven
samenkomen in de naam van hun Heer.
Deze traditie die gestart is bij de apostelen is tot op
vandaag verdergezet, over heel de wereld, zoals ook hier in deze kerk. Overal ter wereld komen leerlingen van Jezus
op zondag samen in de kerk om te luisteren naar zijn Woord, om de Schrift te
lezen en om brood en wijn te delen. En
waar 2 of meer samenkomen in zijn naam, daar is Jezus in hun midden.
Pinksteren is een beslissende dag voor de leerlingen:
binnen en buiten de bovenzaal gebeurt iets bijzonders. De Handelingen van de
Apostelen vertellen dat die morgen “plotseling uit de hemel een geraas kwam,
alsof er een hevige wind opstak, en het vulde het huis waar zij waren”. Het is
een soort aardbeving, die in heel Jeruzalem te horen is en die de aandacht van
de mensen trekt.
Veel mensen komen dan ook voor de deur staan kijken om te
ontdekken wat er aan de hand is. Het was immers onmiddellijk duidelijk dat het
niet om een gewone aardbeving ging. Er was een grote schok geweest en toch
staat alles nog overeind. Buiten zijn de “schokken” die binnen gebeurd zijn,
niet zichtbaar. Want in de bovenzaal beleven de leerlingen de ervaring van een
echte aardbeving, en hoewel het eigenlijk om een innerlijke aardbeving gaat,
zijn zij allen en heel hun omgeving er duidelijk bij betrokken.
“Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden
en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van Heilige Geest en
ze begonnen te spreken in vreemde talen”. Het is voor de apostelen, de
leerlingen en de vrouwen een ervaring die hun leven grondig zal veranderden.
Met Hemelvaart had Jezus hun gezegd: “Jullie moeten in de stad blijven totdat je wordt
toegerust met kracht van boven”. En ook: “ Voor jullie eigen bestwil moet Ik
weggaan; doe Ik dat niet, dan zal de helper niet komen”.
Deze gemeenschap heeft Pinksteren nodig, heeft nood aan
deze gebeurtenis, aan het beven van de aarde dat zo grondig het hart van
iedereen overhoop gehaald heeft. Want een krachtige energie omhult hen en een
soort vuur begint hen in de diepte te verteren.
Moed neemt de plaats in van de schrik, de
onverschilligheid maakt plaats voor het medelijden, warmte doet de geslotenheid
wegsmelten en de liefde zet het egoïsme aan de kant.
Het is het eerste Pinksteren. De Kerk begint haar weg te
banen in de geschiedenis van de mensen, geleid door de kracht van de Heilige
Geest. De innerlijke aardbeving, die het hart en het leven van de leerlingen
veranderd heeft, moet ook iets teweegbrengen buiten de bovenzaal.
De deur, die 50 dagen vergrendeld was “uit schrik voor de
joden”, vliegt eindelijk open en de leerlingen, die zich niet langer door
zichzelf en hun eigen leven in beslag laten nemen, beginnen te spreken tot een
talrijke menigte die toegestroomd is.
En dan volgt er een lange en gedetailleerde lijst van
volkeren die de schrijver van de Handelingen opsomt en die toont aan dat heel de wereld voor die
deur staat. De leerlingen spreken over Jezus en iedereen hoort hen in zijn
eigen taal: “Wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van
God,” zeggen ze verbaasd. Dit zouden we het tweede mirakel van Pinksteren
kunnen noemen.
Het betekent het einde van de heerschappij van Babel over
het leven van de mensen. Het verhaal van de toren van Babel toont ons mensen
die proberen een unieke stad op te bouwen die de hemel moet raken. Het is het
werk van hun handen, het is de trots van alle bouwvakkers. Maar de hoogmoed die
hen aanvankelijk verenigt, overrompelt hen. Ze verstaan elkaar niet meer en ze
verspreiden zich over de hele wereld. Het verhaal van de toren is oud, maar het
beschrijft het leven van alle volkeren van heel de wereld. Die volkeren zijn zo
vaak verdeeld onder elkaar, leven in strijd en proberen te benadrukken wat hen
verdeelt, meer dan wat hen verenigt. Ieder kijkt alleen maar naar zijn eigen
belang, zonder te letten op het algemeen welzijn.
De Geest is gekomen en vanaf die dag blijft hij de
leerlingen leiden op de wegen van de wereld. Eenzaamheid en oorlog, verwarring
en onbegrip, verweesdheid en broederstrijd zijn niet langer onvermijdelijk in
het leven van de mens, want de Geest is gekomen om “de aarde weer helemaal nieuw
te maken”