Ex 19, 2-6a
Mt , 9,36 – 10,8
Jezus begon de mensen te verzamelen en te genezen. Met Jezus was eindelijk de goede Herder
gekomen, waarover de profeet Ezechiël schrijft: Ik zal zelf omzien naar mijn schapen en ervoor zorgen. Zoals een herder omziet naar zijn schapen als
die verdwaald zijn, zo zal ik omzien naar mijn schapen en ze veilig
terugbrengen van alle plaatsen.
Jezus
legt uit wat die ware liefde van de Herder voor zijn schapen juist betekent: de
Herder houdt zoveel van zijn schapen dat hij bereid is om zijn eigen leven op
te offeren om hen te redden. Van elk van
zijn schapen kent hij de naam en de geschiedenis. Hij houdt van elke van hen apart. En op elk van zijn schapen heeft hij zijn
hoop gesteld. Die Herder is God zelf.
In
onze maatschappij waar alles in massa gebeurd en waar veel mensen in de
anonimiteit verdwijnen is het een troost om te weten dat wij gekend zijn door
de Vader.
Wijzelf
lopen soms weg van God, denken dat we hem niet nodig hebben. Maar God laat ons niet in de steek. Hij laat zelfs de 99 schapen die het goed
doen achter om het ene verloren schaap te gaan zoeken en het terug bij de kudde
te brengen.
De
liefde van de Heer kent werkelijk geen grenzen.
Ze is persoonlijk en concreet.
Dat merken we ook bij Jezus wanneer hij zijn leerlingen roept. Ook dat gebeurt persoonlijk. Ze worden
allemaal bij naam genoemd, alsof het evangelie ons duidelijk wil maken dat het
om individuele mensen gaat met eigen verhalen, met eigen sterke kanten en met
eigen zwaktes.
Deze
12 leerlingen zendt Jezus uit, om zijn boodschap in de wereld te brengen. En na Pinksteren gaan de leerlingen echt
overal zijn Woord brengen, tot aan de uiteinden van de wereld.
En
dan zegt Jezus iets wat wij vreemd vinden:
“Begeeft u niet onder de heidenen
en gaat niet binnen in een stad van de Samaritanen; gij moet veeleer gaan naar
de verloren schapen van het huis van Israël.
Wil
Jezus dan zeggen dat de leerlingen alleen maar met andere joden (van het huis
van Israël) mogen praten? Misschien toen
nog wel, maar nadien spreekt hij zelf met een Samaritaanse vrouw en laat hij
zich door haar overtuigen dat ook zij het Woord van God nodig hebben.
Het
evangelie leert ons dat het Woord van God écht voor elke mens is, maar dat we
zeker ook de mensen die dicht bij ons zijn en die eenzaam zijn, niet mogen
vergeten. Omdat we daar iets aan kunnen
veranderen, door een bezoekje of door een lief gebaar.
Jezus
roept zijn leerlingen. Hij heeft
leerlingen nodig, die zijn werk verderzetten.
Jezus kan dit niet alleen, hij wil dit niet alleen doen…