Gen 2, 7-9; 3,1-7
Mt 4, 1-11
Beste vrienden,
Met de viering van Aswoensdag begint de veertigdagentijd
of vasten. De as van het assenkruisje herinnert
ons eraan dat we slechts stof zijn, dat we niet God zijn, dat we niet de baas
zijn over ons eigen leven dus. Het stof
is onze hoogmoed, dat betekent ons gevoel dat we alles zelf kunnen, dat we
niemand anders nodig hebben, dat we God niet nodig hebben.
Als we luisteren naar de eerste lezing, dan horen we dat
God aan Adam en Eva de tuin van Eden had gegeven. Het was een paradijs, er was echt alles en ze
moesten zich nergens zorgen over maken.
Alleen één ding mochten ze niet doen, ze mochten niet eten van de boom
die midden in de tuin stond. Dat had God
hen verboden.
Maar Adam en Eva vergaten dat ze slechts stof zijn, ze
vergaten dat ze moesten luisteren naar God en ze vonden dat ze zelf wel konden
beslissen wat ze wel of niet zouden doen.
Dit oude verhaal gaat niet zozeer over het ontstaan van
de aarde, dan wel over het eenvoudige lot van elke mens, dat wij liever naar
onszelf luisteren dan luisteren naar God die alleen het goede voor ons wil.
De mensen gaan op zoek naar geluk voor zichzelf en
luisteren niet naar God die geluk wil voor iedereen.
De stem van de slang is listig, ze klinkt erg
overtuigend. Deze stem maakt alles
kapot, ze zegt ‘denk aan jezelf’, ‘vergeet God’, ‘zoek je eigen geluk’.
Dat doet ook de duivel in het evangelie. Hij probeert Jezus op de proef te
stellen. Jezus had net 40 dagen gevast
in de woestijn. Deze vasten was niet
echt een eigen keuze van Jezus. Het evangelie
zegt dat hij door de Geest naar de woestijn was gevoerd.
Een beetje zoals de vasten die we nu gestart zijn. Het is niet echt onze eigen keuze, hij komt
op onze weg, misschien worden wij ook door de Geest geleid.
Jezus is niet naar de wereld gekomen om zijn eigen wil te
doen, maar die van Zijn vader. Jezus
luistert naar zijn vader. Niet zoals
Adam en Eva die niet luisterden en daardoor ontdekten dat ze naakt waren. Naakt aan vrienden, naakt aan liefde voor de
anderen, naakt aan geluk voor zichzelf.
De duivel ging naar Jezus toen hij uitgeput was, toen hij
zwak was. Jezus is mens geworden en
heeft dezelfde beproevingen als wij allemaal doorstaan. De bekoring om aan jezelf te denken, om de
beste plaats voor jezelf op te zoeken, om machtig te zijn over de anderen, om
rijk te zijn en te denken dat we daar ons gelukt in zullen vinden.
Jezus wordt op de proef gesteld. Hij had zeker honger en de duivel vraagt hem
om stenen te veranderen in brood zodat hij zijn honger kan stillen. Jezus zou dit kunnen, hij heeft nadien voor
duizenden mensen brood vermenigvuldigt.
Maar dit maal doet hij het niet, omdat het zou betekenen dat hij voor
zichzelf zou kiezen en niet voor God.
Jezus wil zijn Vader niet testen, hij heeft dat niet
nodig. Hij is overtuigd van de eindeloze
liefde van God voor de mensen. Jezus
antwoordt op elke beproeving met: ‘er staat geschreven…’
Jezus antwoordt met het Woord van God zelf. Niet met zijn eigen woorden.
Deze vastentijd is onze tijd om nee te zeggen aan de
bekoringen om aan onszelf te denken. Het
is een tijd om meer plaats te maken voor de woorden van God, om meer in de
bijbel te lezen, om meer te bidden. Een
tijd ook om onszelf dingen te ontzeggen die we heel graag hebben, zoals snoep
of spelletjes of zo…
Op die manier denken we minder aan onszelf en maken we
meer plaats in ons hart voor de grote liefde van God voor alle mensen, vooral
voor de armsten en de zwaksten.