2 Samuel 5,
1-3
Lc 23, 35-43
Vandaag is
het de 34ste zondag en met deze zondag eindigt het kerkelijk jaar en ook het
Jubileumjaar van de Barmhartigheid. Paus Franciscus heeft dit jaar gewild als
een buitengewoon jaar van genade. De paus schreef bij het begin van dit jaar:
“Wij zullen het leven van de Kerk, heel de mensheid en de immense kosmos
toevertrouwen aan de heerschappij van Christus, opdat Hij zijn barmhartigheid
als de morgendauw uitstort voor een vruchtbare geschiedenis, die opgebouwd zal
moeten worden met de inzet van allen in de nabije toekomst”.
Vandaag
vieren we het feest van Christus, koning van het heelal. Dit feest vindt zijn inspiratie in een
verlangen naar universaliteit (dat is een moeilijk woord voor algemeenheid),
naar redding voor de hele mensheid en het hele universum. De liturgie wil dat
de gelovigen hun blik richten op het einde van de geschiedenis van de mensheid,
op de universele redding door Jezus. De
redding voor iedereen. Daarom wordt Jezus “Koning van het heelal” genoemd.
Het woord
van God neemt ons nogmaals bij de hand om ons binnen te voeren in het mysterie
van Christus’ koningschap. Naar dit mysterie kunnen wij niet als
buitenstaanders kijken; wij maken er immers deel van uit. De wereld van Jezus verschilt
van onze wereld en dat wordt duidelijk in het evangelie van vandaag dat ons het
beeld voorhoudt van Jezus’ koningschap: Hij hangt aan het kruis tussen twee
misdadigers.
Wij hebben
dit kruis op vele plaatsen aan de muur gehangen, onze ogen zijn eraan gewend
geraakt en soms is het een louter versiersel geworden en zij we er niet meer
door geschandaliseerd. Zonder twijfel is het kruis een ongewone troon en is de
hofhouding van twee misdadigers nog ongebruikelijker. Maar toch zegt Jezus duidelijk
dat Hij koning is en het op geen andere wijze dan deze wil zijn.
Jezus is
koning als Gekruisigde, zoals Hij zelf meermaals aan zijn leerlingen had
aangekondigd. Kort voor zijn dood zegt Hij het heel helder: “Bij de heidenen
spelen koningen de baas, bij hen laten machthebbers zich weldoener noemen. Bij
jullie mag dat niet zo zijn”. Door zijn leven en sterven brengt Hij deze
woorden als eerste in vervulling. Als Hij aan het kruis hangt, krijgt Hij van
verschillende kanten de raad: “Ben jij de koning van de Joden? Red dan jezelf’.
Dat zeggen
de hogepriesters, dat roepen de soldaten en dat spot zelfs een van de
misdadigers die naast Hem hangt. De mensen zijn verschillend, maar hun refrein
is steeds hetzelfde: “Red jezelf”. Deze twee woorden vormen een van de wetten
die heel de wereld lijken te herhalen. Deze leer, die een levensregel en een
maatstaf om alles te beoordelen inhoudt, werd ons van kindsbeen af aangeleerd.
Maar Jezus
overwint deze wet van de wereld aan het kuis. De liefde verpulvert de diepste
overtuiging die het leven van de mensen beheerst, dat iedereen zichzelf wil
redden. Jezus is de enige die niet zichzelf gered heeft, maar de anderen.
Koning
Jezus, die niet toegeeft aan de verleiding om zichzelf te redden, redt in
tegendeel een van de beide misdadigers, enkel en alleen omdat die begrijpt tot
waarheen zo’n liefde hem gevoerd had.
Het feest
van Christus Koning is het feest van deze liefde, een liefde die zich totaal
wegschenkt voor de anderen, tot de laatste druppel bloed toe. Deze liefde is
het fundament van al onze hoop voor vandaag en morgen.
Laten wij
meer op Jezus gelijken en deze liefde van Hem leren.