Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.
Gn 18, 20-32
Lc 11, 1-13

We lezen vaak in het evangelie hoe Jezus zich terugtrekt op een eenzame plaats om te bidden. Soms vraagt Hij dat zelf aan de leerlingen, zoals op die dramatische avond in de Hof van Olijven aan zijn drie beste vrienden: “Blijf hier zitten, terwijl Ik daar ga bidden”.

De apostelen waren ongetwijfeld geraakt door zijn manier van bidden. Op een dag, zo vertelt Lucas, vroeg een van de leerlingen Hem aan het einde van Jezus’ gebed: “Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft”. Misschien zouden we deze vraag anders kunnen formuleren: “Heer, leer ons bidden zoals Jij bidt.” Elke profeet – ook Johannes – leert zijn volgelingen op een bepaalde manier bidden. De leerlingen van Jezus zijn getroffen door de manier van bidden van hun Meester, hoe Hij zich terugtrekt op een eenzame plaats en vooral hoe Hij zich tot God richt, en ze dringen aan om op dezelfde manier te leren bidden. Ze waren vooral verbaasd over het vertrouwen waarmee hun Meester bad. Ze hadden nog nooit iemand zo zien bidden, met zo’n groot vertrouwen.

Vandaag zeggen ook wij samen met de leerlingen: “Heer, leer ons bidden!” Dat is niet een vraag om een algemene les over het gebed. Het is dezelfde vraag als de leerlingen toen, namelijk de vraag om op dezelfde manier te mogen praten met God, in zijn aanwezigheid te mogen vertoeven, op zo’n vertrouwvolle manier met Hem te spreken dat je Hem “Vader” noemt.

Jezus geeft ons onmiddellijk antwoord: “Wanneer je bidt, zeg dan AbbĂ , vader”. Wij weten hoe ongewoon dit was in een wereld die God zelfs niet bij naam durfde noemen. Jezus moedigt ons aan om de Heer, die hemel en aarde geschapen heeft, vader te noemen. Zo wordt elke afstand weggewerkt; God is niet veraf meer, Hij is de Vader van alle mensen en iedereen mag zich rechtstreeks tot Hem richten, zonder tussenpersoon. 

Dat was een ware revolutie in de godsdienstbeleving. In het woord – vader, papa – onthult Jezus ons het mysterie van de God van Jezus, onze God: enerzijds het vertrouwen van de zoon in de Vader, anderzijds de beschermende tederheid van de Vader voor ieder van ons. In zekere zin keert de vriendschap terug van bij het begin, toen God in de tuin met Adam en Eva wandelde. Wat in het gebed telt, is het vertrouwen en de rechtstreekse band met God. Het probleem is niet de plaats, niet de woorden, maar het hart, de innerlijkheid, de vriendschap met God.
Dat was ook zo voor Abraham, onze vader in het geloof. Zijn gesprek met God, als hij tussenkomt om Sodom te redden dat in verval geraakt is, is een voorbeeld voor ons. God zei tot zichzelf: “Zou Ik voor Abraham geheim houden wat ik van plan ben?”. Met andere woorden: “Ik kan mijn plannen niet verborgen houden voor een vriend.” De vriendschap met God is oprecht.

Abraham zet de eerste stap en God vertrouwt hem toe: “Luid stijgt de roep om wraak uit Sodom en Gomorra. Uitermate zwaar is hun zonde”. Maar Abraham zet zich voor God, “ging naar Hem toe”, zegt de Schrift. Wij moeten naar de Heer gaan en hem vertellen over de drama’s, de problemen en de hoop van vele mensen. Abraham begint een lang gesprek met de Heer: “Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad; zult U die dan verdelgen?”. De Heer antwoordt: “Als Ik vijftig rechtvaardigen in de stad vind, zal Ik omwille van hen de hele stad vergiffenis schenken”. En Abraham: “Misschien ontbreken er aan de vijftig rechtvaardigen vijf; zult U dan toch om die vijf de hele stad verwoesten?” God antwoordt: “Ik zal haar niet verwoesten als Ik er vijfenveertig vind”. En Abraham: “Misschien zijn er maar veertig te vinden…”. En zo verder tot tien.

Bij dit dramatische gebed denken wij aan de vele steden en de vele landen die gebukt gaan onder oorlog en onrecht, honger of geweld: ze hebben allemaal een Abraham nodig die voor hen voorspreekt.

Er zijn vele vrienden van God nodig, die met aandrang bidden dat onze steden gered worden, dat het evangelie het hart van de mensen raakt. De stem van deze vrienden komt God ter ore, die de vriend is van de mensen. Hij doet niets anders dan aandachtig luisteren naar de stem van zijn vrienden.

Jezus benadrukt dat met twee kleine voorbeelden uit het dagelijks leven. De vriend die om middernacht aankomt en de vader die nooit een slang aan zijn zoon zou geven in plaats van een vis. En Hij besluit: “Als jullie dan, slecht als je bent, goede gaven weten te geven aan je kinderen, hoeveel te meer dan zal jullie Vader in de hemel het goede geven aan wie het Hem vragen”. Dat is een manier om aan te geven dat God altijd beschikbaar is om gehoor te geven aan ons gebed. Het zijn niet de woorden waar het op aan komt; wat telt is het hart, het vertrouwen en dus de aandrang en de volharding in het gebed. Als het gebed niet doeltreffend is, hangt dat niet van God af, maar is dat te wijten aan ons gebrek aan vertrouwen in Hem.


Laten we vragen en dan zal ons gegeven worden, laten we zoeken en we zullen vinden, laten we aan het hart van God aankloppen zoals Abraham, en de Heer zal zijn blik op ons richten.