Hnd 2, 1-11
Joh 14,
15-22
Beste vrienden,
“Toen de dag
van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen.”lezen we in de
Handelingen van de apostelen. Vijftig dagen zijn voorbij gegaan na Pasen en 120
volgelingen van Jezus (de Twaalf en een groep leerlingen, samen met Maria en de
andere vrouwen) zijn samen in de bovenzaal, zoals het ondertussen hun gewoonte
geworden is.
Want vanaf
Pasen zijn ze altijd blijven samenkomen om te bidden, om naar de Schrift te
luisteren en te leven in broederlijkheid. Deze traditie is gestart bij de
apostelen, de eerste leerlingen van Jezus en ze is nooit meer onderbroken en verdergezet tot op de dag van vandaag.
Niet alleen
in Jeruzalem, maar in veel andere steden van de wereld komen christenen samen
“op dezelfde plaats” om naar het woord van God te luisteren, om zich te voeden
met het brood van leven en om samen te leven in de nagedachtenis van de Heer.
Pinksteren
is een beslissende dag voor de leerlingen: binnen en buiten de bovenzaal
gebeurt iets bijzonders. De Handelingen van de Apostelen vertellen dat die
morgen “plotseling uit de hemel een geraas kwam, alsof er een hevige wind
opstak, en het vulde het huis waar zij waren”. Het is een soort aardbeving, die
in heel Jeruzalem te horen is en die de aandacht van de mensen trekt.
Veel mensen
komen dan ook voor de deur staan kijken om te ontdekken wat er aan de hand is.
Het was immers onmiddellijk duidelijk dat het niet om een gewone aardbeving
ging. Er was een grote schok geweest en toch staat alles nog overeind.
Buiten zijn
de “schokken” die binnen gebeurd zijn, niet zichtbaar. Want in de bovenzaal
beleven de leerlingen de ervaring van een echte aardbeving, en hoewel het
eigenlijk om een innerlijke aardbeving gaat, zijn zij allen en heel hun
omgeving er duidelijk bij betrokken.
“Er
verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen
neerzetten. Zij raakten allen vol van Heilige Geest en ze begonnen te spreken
in vreemde talen”. Het is voor de apostelen, de leerlingen en de vrouwen een
ervaring die hun leven grondig zal veranderden.
Waarschijnlijk
zullen ze zich herinnerd hebben wat Jezus hun gezegd had op de dag van zijn
hemelvaart: “Jullie moeten in de stad blijven totdat je wordt toegerust met
kracht van boven”. En Jezus had ook gezegd: “ Voor jullie eigen bestwil moet Ik
weggaan; doe Ik dat niet, dan zal de helper niet komen”.
Met Pinksteren
komt de helper, de Heilige Geest. Deze
gemeenschap heeft Pinksteren nodig, heeft nood aan deze gebeurtenis, aan het
beven van de aarde dat zo grondig het hart van iedereen overhoop gehaald heeft.
Want een krachtige energie omhult hen en een soort vuur begint hen in de diepte
te verteren. Moed neemt de plaats in van de schrik, de onverschilligheid maakt
plaats voor het medelijden, warmte doet de geslotenheid wegsmelten en de liefde
zet het egoïsme aan de kant.
Het is het
eerste Pinksteren. De Kerk begint haar weg te banen in de geschiedenis van de
mensen, geleid door de kracht van de Heilige Geest. De innerlijke aardbeving,
die het hart en het leven van de leerlingen veranderd heeft, moet ook iets
teweegbrengen buiten de bovenzaal.
De deur, die
50 dagen vergrendeld was “uit schrik voor de joden”, vliegt eindelijk open en
de leerlingen, die zich niet langer door zichzelf en hun eigen leven in beslag
laten nemen, beginnen te spreken tot een talrijke menigte die toegestroomd is.
De lange en
gedetailleerde lijst van volkeren die de auteur van de Handelingen maakt, toont
aan dat heel de wereld voor die deur staat. De leerlingen spreken over Jezus en
iedereen hoort hen in zijn eigen taal: “Wij horen hen in onze eigen taal
spreken over de grote daden van God,” zeggen ze verbaasd.
Dit zouden
we het tweede mirakel van Pinksteren kunnen noemen. Vanaf die dag begint de
Geest van de Heer in de leerlingen te werken, hij doet hen anders worden,
minder gericht op zichzelf, open op de andere mensen, klaar om te ontmoeten en
het Woord van Jezus in de wereld te verspreiden.
Elke gemeenschap
van gelovigen, alle leerlingen van Jezus hebben Pinksteren nodig. Zonder Pinksteren zijn wij een klein groepje
dat enkel naar zichzelf kijkt en na een tijdje ruzie begint te maken. Zoals de toren van Babel in het oude
testament.
Het verhaal
van de toren van Babel toont ons mensen die proberen een unieke stad op te
bouwen die de hemel moet raken. Het is het werk van hun handen, het is de trots
van alle bouwvakkers. De mensen zijn
arrogant, ze denken dat ze zelf God zijn.
Maar de hoogmoed die hen
aanvankelijk verenigt, verwoest hen. Ze verstaan elkaar niet meer en ze verspreiden
zich over de hele wereld. Dat verhaal
kunnen we lezen in het boek Genesis. Het
is een oud verhaal, maar het beschrijft het leven van alle volkeren van heel de
wereld. Die volkeren zijn zo vaak verdeeld onder elkaar, leven in strijd en
proberen te benadrukken wat hen verdeelt, meer dan wat hen verenigt. Ieder
kijkt alleen maar naar zijn eigen belang, zonder te letten op het algemeen
welzijn.
Pinksteren
maakt een einde aan het Babel van mensen die met elkaar vechten. De Heilige
Geest schenkt de leerlingen het begin van een nieuwe tijd, een tijd van
gemeenschap en van broederlijkheid.
Met
Pinksteren krijgen de leerlingen een belangrijke taak, zij moeten de woorden
van Jezus, van God, in de wereld verspreiden, die boodschap van liefde voor
iedereen, vooral voor de zwaksten.
Het mirakel
van de gemeenschap begint juist op Pinksteren, in de bovenzaal en voor de deur.
En hier – tussen de bovenzaal en het marktplein van de wereld – begint de Kerk:
de leerlingen zijn vol Heilige Geest en overwinnen hun angst en beginnen te
prediken.
De hele
wereld heeft nood aan deze boodschap van liefde. Pinksteren is het begin van de
Kerk, maar ook het begin van een nieuwe wereld. De Heilige Geest is ook op ons
neergedaald – zoals op Pinksteren – en nu is het aan ons om onze deuren te
openen, om de deuren van ons hart te openen en om de liefde van God aan de
wereld te verkondigen. Ook wij hebben de “tongen” van het evangelie en het
“vuur” van de Geest gekregen, en terwijl we het evangelie aan de wereld geven,
verwarmen we het hart van de volkeren die wij tot bij de Heer brengen.