Hnd 15,
1-2.22-29
Joh 14,
23-29
Beste vrienden
Het feest
van Pinksteren komt dichterbij en het evangelie van vandaag neemt ons terug
naar het Laatste Avondmaal en we horen een stukje uit de lange toespraak van
Jezus aan zijn leerlingen aan.
Jezus
moedigt het geloof en de liefde van de eerste gemeenschap aan met de belofte
van de Geest. Want dat is wat er met
Pinksteren gebeurt. De leerlingen waren bij elkaar in de bovenzaal en de
Heilige Geest komt in hun midden en zet zich in vurige tongen op ieder van
hen. En ze beginnen te spreken in alle
talen en iedereen kan hen verstaan.
De Heilige Geest
komt als helper om dichter bij God te komen.
Want de nood aan een vriendschap met God bestaat in het hart van iedere
mens. Ook al lijkt het vaak in onze
wereld dat de mensen leven alsof God niet bestaat. Jezus’ uitspraak is heel duidelijk: «Als
iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord ter harte nemen; dan zal mijn Vader
hem liefhebben en We zullen bij hem ons verblijf gaan houden”.
De liefde
voor Jezus, het luisteren naar zijn woord en de aanwezigheid van God, horen bij
elkaar. In de traditie van het Oude Testament is de plaats waar God verblijft
gedurende de doortocht van de woestijn de “tent”, later werd het de “tempel” en
nog later “Jeruzalem” zelf.
Jezus wordt
zelf de tempel, en wie zich met hem verenigt, maakt deel uit van de eredienst.
Vandaar dat ons hart vandaag de plaats van de aanwezigheid van God is – dat is
wat het christendom zo speciaal maakt! – een hart dat luistert naar het
evangelie en het in praktijk brengt.
Om God te
ontmoeten – zoals het evangelie van deze zondag ons zegt – hebben we geen
mirakels nodig, ook geen buitengewone visioenen en zelfs geen nieuwe
openbaringen. We hebben genoeg aan het evangelie.
Het
evangelie verdeelt de mensen niet in perfecten en zondaars. Het enige onderscheid gebeurt in
ieders hart, wanneer we al dan niet het evangelie beleven.
Wij moeten
dus Jezus graag zien en zijn woorden onderhouden. Maar Jezus zegt ook: “Het woord dat jullie horen, is echter niet
mijn woord, maar dat van de Vader die Mij gezonden heeft”.
Dat is wat
het evangelie is. Hoe kunnen we dan nog zeggen dat het niet voldoende is?
Iemand zou kunnen aanvoeren dat we er nu al 2000 jaar naar luisteren en dat er
nog maar weinig tot niets veranderd is.
Maar
Alexander Mjen, een Russische priester die in de jaren ’90 vermoord werd, zei
ooit: “Denk maar niet dat het evangelie al alles gezegd heeft, want we zijn nu
pas die woorden een beetje beginnen begrijpen!”. We beginnen nu pas het
evangelie langzaamaan echt te begrijpen.
We hebben
geen andere woorden dan het evangelie nodig: we moeten allen dringend het enige
woord écht in ons hart opnemen en graag zien. Dat maakte Jezus zijn leerlingen
van toen duidelijk en Hij herhaalt het ook aan ons vandaag: “Dit is het wat Ik
jullie te zeggen had, nu Ik nog bij jullie ben. De helper die de Vader jullie
in mijn naam zal zenden, zijn Heilige Geest, zal jullie verder in alles
onderrichten: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.
Jezus had
begrepen dat zijn leerlingen gemakkelijk vergaten en dat ze geneigd waren om
niet te willen begrijpen; en wij verschillen niet van hen. Daarom voegde Hij
eraan toe dat Hij de Geest zou zenden als innerlijke meester van de leerlingen
en van elke gelovige. Het zal zijn taak zijn om Jezus’ woorden aan te leren en
te herinneren. Zich het evangelie herinneren, met de hulp van de Geest,
betekent het als het dierbaarste bezit beminnen en proberen om het altijd in
praktijk te brengen. Want dat is het bijzondere aan het evangelie: “De Heilige
Schrift groeit met hem die ze leest”.
Laten wij
dus goed luisteren naar de woorden van Jezus, vaak in de bijbel lezen en de
woorden die we horen waarmaken in ons leven.