Js 43, 16-21
Joh 8, 1-11
Beste vrienden,
Met deze
vijfde zondag loopt de veertigdagentijd ten einde en staat de Goede Week voor
de deur, een week waarin we het lijden, de dood en verrijzenis van Jezus
herdenken.
Tijdens deze
periode werden we meermaals aangespoord om ons te bekeren, en toch moet ieder
van ons vaststellen dat hij nog zoveel op zichzelf is blijven lijken. We hebben
misschien te weinig geluisterd naar het woord van God en het niet voldoende
verankerd in ons hart en ons leven; we hebben ons weinig laten veranderen.
Want het is
niet gemakkelijk om onze gewoontes te veranderen, om meer volgens het ritme van
de Heer te leven en minder volgens ons eigen ritme.
De veertigdagentijd
is een gunstige tijd om te veranderen, maar wij verstikken hem vaank onder onze
bezigheden en bekommernissen. Zo blijft ieder van ons dezelfde.
Deze zondag brengt
ons opnieuw tot bij Jezus. Wanneer wij voor Hem staan, kunnen wij ons niet
voelen als die farizeeër die zichzelf de lof toezwaaide, want Hij is de Heer
van de barmhartigheid, en geen veeleisende belastinginner.
Een nieuwe
dag was aangebroken en het Evangelie volgens Johannes vertelt dat Jezus
onderricht gaf in de tempel. Een grote menigte was naar hem komen luisteren.
Plots ging de kring toehoorders open, een groep schriftgeleerden en farizeeën
trad naar voren en ze brachten een vrouw die op overspel betrapt was bij Hem.
Ze gooiden
haar in de kring, voor de voeten van Jezus en vroegen of ze de wet van Mozes al
dan niet moesten toepassen. Deze wet schreef voor om "zulke vrouwen te
stenigen” – de schriftgeleerden en farizeeën verwijzen naar wat voorgeschreven
is in Leviticus 20, 10 en in Deuteronomium 22, 22-24, teksten die de dood
voorschrijven voor overspel.
Eigenlijk is
het hen niet te doen om de wet en zijn ze nog veel minder begaan met het lot
van deze vrouw. Ze willen de jonge profeet uit Nazaret in de val lokken zodat
alle mensen die daar waren slecht zouden beginnen denken over Jezus.
Als Hij de
vrouw veroordeelt, zo denken ze, gaat Hij in tegen de barmhartigheid waar Hij steeds
de mond van vol heeft; als Hij haar vergeeft, leeft Hij de wet niet na. Jezus
kan dus geen kant op. Elk antwoord dat hij geeft, is fout….
"Maar
Jezus bukte zich om met zijn vinger op de grond te schrijven." Een
eigenaardige houding: Jezus zwijgt, zoals tijdens zijn lijden, als Hij voor Pilatus
en Herodes staat.
De Heer van
het woord, de man die zijn leven lang gepredikt had en dit zelfs met zijn leven
zou bekopen, zwijgt. Hij bukt zich en schrijft in het stof. We weten niet wat
Jezus schrijft en wat Hij op dat moment denkt; we kunnen ons voorstellen hoe
geïrriteerd de farizeeën wel niet zijn en hoe deze vrouw misschien stilletjes
hoopt dat haar lot in de handen van deze man komt te liggen, ook al zegt Hij
geen woord en lijkt Hij niet te reageren.
Op
aandringen van de farizeeën kijkt Jezus op en verduidelijkt zijn standpunt:
“Wie van u zonder zonde is, moet dan maar als eerste een steen op haar werpen”.
En weer bukt Hij zich om op de grond te schrijven. Dit antwoord ontwapent
iedereen. Toen ze dat hoorden, “gingen ze weg, een voor een, de oudsten het
eerst en ze lieten hem alleen,” merkt de evangelist scherpzinnig op. Jezus
blijft alleen achter met de vrouw. Ze staan tegenover elkaar, de ellende en de
barmhartigheid.
Nu begint
Jezus weer te spreken, zoals gewoonlijk op zijn eigen toon, vurig, teder,
streng. Hij richt zijn hoofd op en vraagt aan de vrouw: "Waar zijn ze
gebleven, vrouw? Heeft niemand u veroordeeld?" En zij: “Nee Heer,
niemand”.
Het woord
van Jezus krijgt grote diepgang, is helemaal niet onverschillig, maar vervuld
van medelijden. Het is een goed woord, zoals enkel de Heer goed is: “Ik
veroordeel u ook niet. Ga nu maar, en zondig voortaan niet meer”.
Jezus was de
enige die een steen had mogen gooien om haar te stenigen; Hij was de enige
rechtvaardige. Maar Hij neemt haar bij de hand en trekt haar recht; Hij richt
haar weer op uit haar ellendige situatie: Hij is niet gekomen om te oordelen en
zeker niet om iemand ter dood te veroordelen door steniging;Jezus is
gekomen om te spreken en om armen en zondaars tot nieuw leven te wekken. Hij
richt zich tot de vrouw: "Ga nu maar," als om te zeggen: keer terug
tot het leven, neem uw weg weer op.
En Hij voegt
er aan toe: "en zondig voortaan niet meer", of: ga nu de weg op die
Ik je getoond heb: de weg van het medelijden en van de vergeving. Op die weg
brengt de Heer van zondag tot zondag de mensen die dichter bij Hem komen.
Laten ook
wij op deze weg van vergeving en medelijden gaan en laten wij zoals Jezus niet
oordelen over de anderen.