Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

de verloren zoon

2 Kor 5, 17-21
Lc 15, 1-3.11-32


Beste vrienden,
Deze zondag wordt laetare genoemd: de zondag van de blijdschap. De Kerk nodigt ons om uit de strengheid van de veertigdagentijd te doorbreken. De paarse kleur, teken van berouw, maakt plaats voor het roze, symbool van de blijdschap die wij vandaag als voorsmaak van Pasen krijgen.

Het evangelie zegt: “Telkens kwamen alle tollenaars en zondaars naar Hem luisteren. De farizeeën en schriftgeleerden spraken daar schande van en zeiden: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’”. De evangelist wil tonen dat heel verschillende mensen rond Jezus samenkomen.

Voor de farizeeën is dat teken echter een schandaal, want eten met zondaars betekende dat je medeplichtig werd aan hun onzuivere praktijken. Hun beschuldigingen aan het adres van Jezus zijn niet min. Maar deze scène, die aanstootgevend is voor het establishment, is voor ons evangelie, “blijde boodschap”.

Het is werkelijk goed nieuws dat Jezus zich inlaat met zondaars. Is de zondagsliturgie overigens ook geen samenkomst van Jezus met ons, zondaars? Daar spreekt Hij toch met ons? Daar geeft Hij ons toch zijn brood te eten en mogen wij drinken uit dezelfde beker?

In de eucharistie worden deze drie verzen uit het Evangelie van Lucas werkelijkheid. Laten wij de Heer danken voor deze gave, die wij helemaal niet verdiend hebben! Enkel wie denkt dat hij oké is, begrijpt dit niet en kan dus ook niet proeven van de vreugde die er mee gepaard gaat. Als je niet wil ontvangen, vergeven en omhelsd worden, redeneer je zoals de farizeeën en de schriftgeleerden. Op het eerste zicht lijken hun aantijgingen erg redelijk.

Maar hoe verdedigt Jezus zich dan? Hij spreekt niet over zichzelf, maar over de Vader. En Hij vertelt de parabel van de verloren zoon – die men beter de parabel van de barmhartige vader zou noemen.

Dit is waarschijnlijk een van de meest verrassende passages van het evangelie. Ze begint met de vraag van de jongste zoon die zijn deel van de erfenis opeist. Hij krijgt dat ook en gaat van huis weg. Aanvankelijk leidt hij een aangenaam en plezierig leventje, maar dan krijgt hij te maken met hongersnood. Zijn vrienden laten hem in de steek. Hij moet het alleen zien te redden en wordt varkenshoeder, de enige manier om te overleven!

Zelfs de varkens zijn er beter aan toe dan hij: “Graag had hij zijn honger gestild met het voer dat de varkens aten, maar niemand gaf hem wat”, stelt de evangelist droevig vast.

Het leven van deze jongen was gebroken, net zoals ook zijn gevoelens. Hij denkt met bitterheid terug aan de tijd toen hij bij zijn vader was. Maar het is net deze bitterheid die hem tot inkeer brengt: “Zoveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed, en ik verga hier van de honger! Ik ga terug naar mijn vader. Ik zal hem zeggen: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u; behandel me als een van uw dagloners.’”.

Hij heeft genoeg van zijn trieste lot en besluit weer naar huis te gaan. Zijn vader staat hem op te wachten. De evangelist lijkt te suggereren dat hij op uitkijk staat. We kunnen ons voorstellen hoe hij op het terras van zijn huis op uitkijk stond en naar de horizon tuurde, in de hoop de zoon te zien terugkeren; als de zoon “nog ver van huis was”, zag de vader hem en hij “werd ontroerd; snel liep hij op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem”.

Hij weet nog niet waarom de zoon terugkeert, en heeft geen idee van wat hij te zeggen heeft, maar dat is niet belangrijk. Wat telt, is dat hij terugkeert. De vader geeft zijn zoon niet de kans iets om te zeggen en neemt hem in zijn armen. Het hart van de zoon smelt en zo ook zijn tong. Hij zegt slechts enkele woorden. De vader lijkt zelfs niet eens te luisteren. Hij doet hem nieuwe kleren aan, geeft hem sandalen en een ring en laat een groot feest organiseren. Dat alles in heel korte tijd.

De oudste zoon keert ondertussen terug van het veld. Hij was trouw op post gebleven. Maar zodra hij hoort wat de reden is van het feest, laat hij zijn woede de vrije loop en hij wil niet binnengaan. Opnieuw is het de vader die buitenkomt. Hij gaat zijn zoon tegemoet en verzoekt hem om te begrijpen hoe mooi het is wat er gebeurd is.

Hij nodigt hem uit om mee binnen te komen en mee feest te vieren. Deze zoon weigert dat en is bijzonder hard voor zijn vader: “Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar mij hebt u nog nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen met hoeren heeft verbrast, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht”.

Maar de vader antwoordt hem zachtmoedig: “Jongen, jij bent altijd bij me”. Hij dringt aan: “We moeten feestvieren”. Hij heeft begrepen dat ook deze zoon ver van hem af stond, ook al woonden ze onder hetzelfde dak. Ook al is hij de oudste zoon, hij begrijpt niet waarom zijn vader zo liefdevol is. Hij ziet niet in dat zijn jongere broer nood heeft aan affectie en vergeving.

De vader is streng voor hem: hij wil niet dat de oudste zoon in zijn trieste egoïsme blijft zitten; deze strengheid drukt hij uit in een even grote liefde als voor zijn jongste zoon. In een maatschappij die de zwakken geen plaats gunt en die weinig kan vergeven is deze parabel werkelijk een blijde boodschap, een evangelie. De mensen hebben zo’n vader nodig, zo’n huis waar je niet alleen welkom bent, maar waar je met open armen ontvangen wordt.