Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

derde zondag van de veertigdagentijd

Ex 3, 1-8.13-15
Lc 13, 1-9

Beste vrienden,
Dit is de derde week van de veertigdagentijd en we zetten onze weg verder  die ons op Pasen tot in Jeruzalem zal brengen. Dit is de derde etappe, vorige weken hoorden we al de bekoring van Jezus in de woestijn en het visioen op de berg Tabor.

De liturgie van deze zondag begint met het verhaal van de religieuze ervaring van Mozes op een andere berg, de Horeb. Het boek Exodus vertelt hoe Mozes, die de kudde van zijn schoonvader hoedde, bij de berg Horeb kwam; hij was gevlucht uit Egypte omdat zijn leven er in gevaar was – hij had een Egyptenaar gedood – en hij had zich bij de stam van Jetro gevestigd, een Midjanitische priester. Daar leidde hij een normaal leven, zoals dat van vele anderen. Het enige verschil was misschien dat hij contact met Egyptenaren vermeed.

Op een dag, aan de voet van de berg Horeb, “verscheen hem de engel van de Heer, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik”: een vuur dat brandde, maar niet verteerde. Zo gaat dat met het woord van God: het brandt in ons leven, maar vernietigt het niet; het verontrust ons, maar we gaan er niet aan ten onder.

Dit bijzondere vuur wordt levend woord, dat ons raakt: Mozes wordt bij naam genoemd. In die uitgestrekte woestijn, waar hij alleen was met zijn kudden, was die Egyptische jood toch niet alleen, hij was niet verweesd: “Mozes, Mozes,” hoorde hij roepen.

Toen hij antwoordde, zei de stem: “Kom niet dichterbij en doe uw sandalen uit, want de plaats waar u staat is heilige grond”.

En Mozes deed niet enkel zijn sandalen uit, maar bedekte ook zijn gezicht, “want hij durfde niet naar God op te zien”.  Je kan niet in Gods aanwezigheid zijn en gewoon verder doen als altijd.  Je moet beseffen dat je in de nabijheid bent van heiligheid. 

Ook vandaag nog moet je je schoenen uittrekken in het Oosten, als je een heilige plaats betreedt – bijvoorbeeld een moskee of de zone rond het altaar in de Koptische kerken in Egypte.
Op deze manier kunnen wij beseffen hoe klein en arm wij zijn.  Wij moeten knielen voor wie zoveel groter is dan wij, oneindig veel groter, in kracht maar vooral in liefde!

De woorden die God tot Mozes richt, getuigen van een grote liefde. God kon het niet verkroppen dat Israël verdrukt werd: “Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord; Ik ken hun lijden. Ik ben afgedaald om hen te bevrijden".

De God die tot Mozes spreekt, is niet veraf of onbereikbaar, maar een doornstruik van liefde, een vuur dat brandt om zijn volk te bevrijden.

Wij moeten ons gezicht, dat vaak kil en afstandelijk is, bedekken voor deze vlammen. Dit vuur maakt ons nieuw en maakt ons tot getuigen van de liefde.

Mozes was bang om terug te keren naar Egypte en vooral om zijn volk onder ogen te komen. Waarom zouden ze naar hem luisteren? Welke gezag had hij?  Daarom vraagt hij aan de Heer: “Wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan, en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?”.

Een wijze vraag, want hij beseft nu hoe kwetsbaar en ontoereikend hij is. De engel van God laat verstaan dat de kracht van de leerling niet komt uit zijn mogelijkheden, maar uit zijn nabijheid bij de Heer: “Ik zal u bijstaan”.

Mozes moet zijn broers niet gaan bevrijden met woorden die voortkomen uit zijn eigen twijfelende hart, maar met de woorden van God: “Hij die er is zendt mij naar u”. God legt uit wie hij is:  “Ik ben die er is”, Jaweh: de Naam van God – of dus God zelf – zal Mozes en zijn volk voor altijd vergezellen.

Op de berg Horeb toont God dat Hij kiest voor Israël en voor de mensen: "Ik zal u bijstaan,” zegt God aan elke man, aan elke vrouw. Ik zal het vuur zijn dat u verwarmt en verlicht, zoals de wolk die Israël door de woestijn heeft geleid. Ik zal uw vrijheid zijn en uw toekomst, zoals Ik aan Israël het Beloofde Land gaf.

En dat niet alleen, Ik zal mijn tent in uw midden opzetten, Ik zal voor altijd bij u wonen. Ik zal Immanuël zijn, God met ons. De definitie die God van zichzelf gaf op de Horeb, zal in Jezus zijn hoogtepunt vinden: Jezus is de definitieve brandende braamstruik: “Ik kwam om vuur op aarde te brengen en wat zou Ik graag willen dat het al brandde” (Lc 12, 49).
En Hij zei tot zijn leerlingen: “Weet wel, Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld” (Mt 28, 20).

De evangelielezing op deze derde zondag van de veertigdagentijd toont ons Jezus als wijngaardenier die de eigenaar vraagt om een vijgenboom te redden. Deze boom heeft al jarenlang geen vruchten voortgebracht. De eigenaar heeft er genoeg van en wil hem omhakken.

De wijngaardenier vraagt de eigenaar om daar nog even mee te wachten. Hij slaagt erin de eigenaar te overtuigen. Met deze parabel beschrijft Jezus ons leven, dat vaak geen vruchten voortbrengt. Maar het wordt gered door de barmhartigheid van Jezus, die onze gezel wordt, onze vriend, die voor ons opkomt.

Maar daarvoor moeten wij ons hart laten raken. De veertigdagentijd is een bijzonder gunstige tijd voor onze bekering. God stuurt geen onheil op ons af om ons tot inkeer te brengen – dat is een fout idee over God, maar er zijn veel mensen die dit denken.


De Heer is barmhartig en genadig, geduldig, en groot in liefde” Traag in woede en rijk aan goedheid, zoals we in de veertigdagentijd zingen.  Hij handelt uit medelijden.   De dringende oproep tot bekering is dus ernstig; niet omdat God wraak wil nemen, maar om te vermijden dat wij het kwade zouden doen.

Daarom hebben wij deze tijd van vasten nodig om terug tot bij God te komen, zoals de verloren Zoon.  Om ons hart te laten raken door de woorden van leven zodat ze ons hart in brand zetten en in ons de liefde van God zelf doen wortel schieten.