Js 40, 1-5.9-11;
Lc 3, 15-16.21-22
Vandaag gedenken we de
Doop van Jezus. Het is de derde keer dat Jezus verschijnt in het
evangelie. Eerst aan de herders in de
kerstnacht en aan de wijzen op de Epifanie. Dat feest noemen wij ook Driekoningen en
hebben we deze week gevierd.
Vandaag worden ook wij
naar de oevers van de Jordaan geleid, waar Johannes de bekering van hart
predikte en een doopsel van boete en bekering toediende. Veel mensen kwamen
naar hem om zich te laten dopen, om hun hart te vernieuwen en om een nieuwe
wereld te verwachten. Ze verlieten hun huis, hun vertrouwde plaatsen en zetten
zich op weg naar die ruwe en verlaten plek, ver van Jeruzalem.
De mensen geloofden
dat de Heer precies daar – waar het oude volk van Israël de Jordaan was
overgestoken om het beloofde land binnen te trekken – opnieuw zijn bevrijdende
kracht aan het volk zou openbaren.
De evangelist Lucas
merkt op dat heel het volk “in gespannen verwachting leefde”. Velen keken uit
naar een nieuwe tijd van vrede en voorspoed.
De mensen wachtten op een Redder die het volk Israël zou bevrijden uit
de bedroevende toestand waarin het zich bevond. Om die reden gingen velen naar
die plek, traden buiten hun gangbare gewoonten en gingen daarheen waar een
woord klonk dat het hart raakte en openstelde voor een nieuwe hoop.
Ook Jezus verliet
Nazaret om naar die plek te gaan en samen met de massa de openbaring van Gods
macht te verwachten.
Wellicht begreep men
beter, daar op die oever van de Jordaan in de nabijheid van die strenge
profeet, de woorden van de profeten en in het bijzonder het woord van Jesaja
die de komst van de Heer had aangekondigd.
De Heer zelf zou het
volk Israël op de weg van de bevrijding leiden. Aan het begin van die teksten
lezen we: “Spreek tot het hart van Jeruzalem en roep het toe dat zijn
diensttijd voorbij is, dat zijn schuld is voldaan”. En Johannes de Doper scheen
werkelijk die profeet te zijn over wie Jesaja spreekt, iemand die “in de
woestijn” tot het hart van het volk sprak, zodat de weg voor de Heer kon worden
bereid. Lucas merkt op “allen zich afvroegen of Johannes niet de messias was”.
De bewoners van Jeruzalem en omliggende streken hadden nood aan een woord dat
hen hielp hopen. Daarom gingen ze naar hem toe.
Het evangelie van de
Doop van de Heer wil ons wakker schudden zodat we stoppen met alleen maar naar
onszelf te kijken, dat we niet langer altijd de eerste en de beste willen zijn,
want dat maakt ons eenzaam.
Jezus bewoog zich die
dag tussen het volk dat zich aan de oever van de stroom verdrong, Hij ging in
de rij staan zoals de anderen, wachtte tot het zijn beurt was om het doopsel
van boetvaardigheid te ontvangen. Niemand besefte wie die jonge man uit Nazaret
was.
Johannes, die een hart
had dat verfijnd was door het gebed en ogen die geoefend waren door de Schrift,
voelde aan, zodra hij Hem zag, dat Hij de gezondene van God was, en dat hij
niet waardig was de riem van zijn sandalen los te maken. Volgens het verhaal
van Matteüs vond Johannes het bespottelijk en wilde Hem niet dopen. Maar hij
moest onder druk van Jezus toegeven.
Nogmaals toont Jezus
zich in nederigheid. Op Kerstmis hebben zowel de herders als de wijzen Hem als
kind gezien, klein, weerloos, neergelegd in een kribbe. Welnu, die armoede en
die zwakheid zijn in de volwassen Jezus niet verdwenen. De nederigheid van het
kind is niet verdwenen door zijn groei in jaren.
Lucas verklaart de
reden hiervoor: in Nazaret groeide Jezus zeker in jaren, maar ook in wijsheid
en welgevalligheid, in het luisteren naar het Woord en in gehoorzaamheid aan de
Vader. Hij groeide heel anders op dan wij, die over het algemeen naarmate we
groeien in jaren, ons sterker en onafhankelijker voelen, beheerders van ons
leven.
Jezus gaat in de rij
staan om zich te laten dopen. Want zo is het, niemand kan zichzelf dopen,
niemand kan zichzelf de Geest en de genade schenken. We zouden kunnen zeggen
dat Jezus het door zijn nederigheid als Zoon mogelijk heeft gemaakt dat de
Geest op Hem neerdaalde en volledig bezit nam van zijn hart en van zijn geest.
De evangelist vertelt
dat, terwijl Jezus in gebed verzonken zich in het water onderdompelde, zodat
Hij als het ware voor de omstanders uit het zicht verdween, de hemel openging.
En de Vader antwoordde
Hem: “Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind”. De trieste hemel
van de mensen ging open en het nieuwe en grote plan van Gods liefde voor alle
mensen verscheen.
Ook voor Jezus begint
een nieuwe tijd. In de paralleltekst van Matteüs staat geschreven dat Jezus
onmiddellijk na de doop in de Jordaan “door de Geest naar de woestijn werd
gebracht”. Hij ging niet op eigen initiatief naar de woestijn, als was het zijn
plan; neen, “Hij werd door de Geest gebracht”.
Op dit feest van de
Doop van Jezus worden ook wij uitgenodigd om ons onder te dompelen in het
liefdesplan van Jezus. Het is zijn liefde, niet de onze. En deze liefde
bevrijdt ons van onszelf en van onze kleine geest.
De Kerk, net zoals de
Doper, nodigt ons hier en overal ter wereld uit en helpt ons om ons onder te
dompelen in de nieuwe geschiedenis die door Jezus werd ingezet. Laten ook wij
ons, zoals Jezus, door de Geest voeren en zijn leerlingen blijven.
Laten wij ook bidden
voor alle leerlinge van Jezus, zeker voor hen die in moeilijke omstandigheden
leven.