Gen 2, 18-24
Mc 10, 2-16
Beste vrienden,
Het is niet goed dat de
mens alleen blijft. Die woorden worden
door de Heer uitgesproken helemaal in het begin van de Bijbel. De Bijbel die heel de liefdesgeschiedenis beschrijft van God en zijn volk.
Dit is de kern van ons
geloof. Dat wij elkaar nodig hebben, dat
het niet goed is dat een mens alleen blijft.
God zelf toont ons dat alleen zijn niet goed is, want hij is zelf drie
personen in één: de drie-eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Zoals God niet alleen
is, zo kan ook de mens niet alleen zijn.
De mens leeft in communie, in eenheid met de anderen. En er zijn natuurlijk veel vormen van
communie. Vandaag spreekt het evangelie
ons over het huwelijk.
Enkele Farizeeën komen
naar Jezus met de vraag of iemand zijn vrouw mag verstoten. Jezus, de jonge profeet uit Nazareth, geeft
hen niet meteen een antwoord op hun vraag maar verwijst naar Mozes, die de wet
voor het volk van Israël bepaald heeft. En
de Farizeeën beamen dat volgens de wet van Mozes een man mag scheiden van zijn
vrouw als zij iets heel fouts heeft gedaan.
Deze wet was eigenlijk ook opgesteld om de vrouwen te beschermen, want
met een scheidingsbrief mocht de vrouw ook opnieuw trouwen en kreeg ze zo de
kans om alsnog gelukkig te worden.
Maar Jezus’ wet gaat
verder dan die van Mozes. Jezus gaat
terug naar het begin van de bijbel, naar het boek Genesis, naar het begin van
de schepping. Man en vrouw verlaten hun
families om een nieuwe familie samen op te bouwen. Ze zijn dan niet langer twee, ze worden
één.
Ze horen samen in
goede en kwade dagen, in ziekte en gezondheid.
Zoals ze tijdens de huwelijksplechtigheid aan elkaar beloven.
Man en vrouw worden
samen één, de ene is niet beter dan de andere, ze zijn evenveel waard en hebben
elkaar nodig. Ze vullen elkaar aan. Het huwelijk is een blijvende band. Wat niet meer zo vanzelfsprekend is in onze
maatschappij. We leven immers in een
wegwerpcultuur. Natuurlijk kunnen er
dingen fout gaan en daar moeten we begrip voor hebben en daarover mogen we niet
te snel oordelen. Maar dat betekent niet
dat het huwelijk minder blijvend zou zijn.
Man en vrouw worden
één zoals de Kerk en Jezus één zijn. De kerk
als familie van God wordt dus het beeld van de familie die ontstaat door het
huwelijk. De kerk als familie, als een
moeder die zich ontfermt over haar kinderen, als kinderen die broers en zussen
van elkaar worden door het doopsel. De kerk
als familie die haar zwakste kinderen de beste plaats geeft en verzorgt.
Vandaag vieren we het
feest van Franciscus van Assisi. Deze
zoon van een rijke Italiaanse tapijtenhandelaar die op Jezus wou lijken en
broeders rondom zich verzamelde om samen het evangelie te beleven. Het evangelie ‘sine glossa’, zonder
toevoegingen.
Franciscus beleefde
die eenheid, niet in het huwelijk, maar wel in de broederlijkheid. Hij riep zijn broeders op om in armoede te
leven, omdat hij wist dat een hart dat vol is van zichzelf niet aan de andere
kan denken. Franciscus roept zijn
broeders ook op om gehoorzaam te zijn aan de kerk en aan de paus. Gehoorzaamheid betekent nederigheid. Opnieuw betekent het niet naar jezelf
luisteren, maar vertrouwen op wat een ander je zegt om te doen.
En tot slot roept
Franciscus zijn broeders op om altijd de onderlinge vriendschap, de onderlinge
broederlijkheid te beleven. Om de andere
liever te zien dan jezelf.
Niet voor niets hebben we nu een paus die deze naam gekozen heeft: Franciscus. Vriend van de armen, vriend van de natuur, vriend van de kerk.
Niet voor niets hebben we nu een paus die deze naam gekozen heeft: Franciscus. Vriend van de armen, vriend van de natuur, vriend van de kerk.
Zo moet de kerk zijn,
zo moet de familie van christenen zijn, waar ook ter wereld.
Daarom moeten we in de
kerk nog meer dan op andere plekken die woorden van Genesis waarheid zien
worden: het is niet goed dat de mens
alleen blijft.