Num 11, 25-29
Mc 9, 38-43.45.47-48
Beste vrienden,
Het evangelie van
Marcus toont ons Jezus die verder praat met zijn leerlingen op weg naar Jeruzalem. We herinneren ons nog de scène van vorige
week waarin Jezus aan de leerlingen vertelt dat hij zal lijden en nadien hen
vraagt waarover ze onderweg gesproken hadden.
En de leerlingen zwijgen en schamen zich, want ze hadden onderweg ruzie gemaakt over wie van hen de belangrijkste was. Hoe triestig voor Jezus! Hij heeft aan zijn leerlingen zijn angst willen toevertrouwen en zij zijn het al vergeten! Ze praten al terug over zichzelf en over hun plaats.
En de leerlingen zwijgen en schamen zich, want ze hadden onderweg ruzie gemaakt over wie van hen de belangrijkste was. Hoe triestig voor Jezus! Hij heeft aan zijn leerlingen zijn angst willen toevertrouwen en zij zijn het al vergeten! Ze praten al terug over zichzelf en over hun plaats.
Vandaag horen we dat
Johannes, één van de twaalf, die gezwegen had toen Jezus over zijn lijden
sprak, naar voren komt en tegen Jezus zegt dat ze iemand in zijn naam duivels
hebben zien uitdrijven. En hij vertelt
ook dat ze deze man hebben tegengehouden omdat hij niet één van hen was.
Arme Johannes, hij
heeft er nog niets van begrepen! Opnieuw
roept Jezus zijn leerlingen bij elkaar en met veel geduld begint hij hen
opnieuw zijn boodschap uit te leggen.
Hij leert de leerlingen langzaamaan om met een andere blik naar de
wereld te kijken, met een blik van medelijden en van liefde voor de armen en
kleinen.
En dat gebeurt ook met
ons, elke zondag wanneer we komen luisteren naar de woorden van Jezus. Week na week legt hij het ons opnieuw uit,
met veel geduld, want Jezus weet dat we niet alles van de eerste keer zullen
begrijpen.
Door te luisteren naar
de woorden van Jezus worden er kleine zaadjes van het goede gezaaid in ons
hart. En deze zaadjes kunnen opgroeien
tot stevige wortels van geloof, tot takken van trouw en vertrouwen en tot
bloemen van naastenliefde en goedheid.
En hoe meer deze
zaadjes groeien tot sterke takken en mooie bloemen, hoe minder plaats er in ons
hart is voor het onkruid van onze slechte gevoelens.
Ja, naar Jezus komen luisteren, is dé manier om ons hart te bewerken, om het slechte halt toe te roepen en plaats te maken voor een nieuwe stem die ons zegt om anders te leven.
Ja, naar Jezus komen luisteren, is dé manier om ons hart te bewerken, om het slechte halt toe te roepen en plaats te maken voor een nieuwe stem die ons zegt om anders te leven.
Het lijkt precies of
Johannes heeft niet echt iets fout gedaan.
Zo zouden wij toch ook reageren! Zo
reageren we ook vaak! We oordelen over
de anderen en denken dat wij de enige zijn die het goede begrepen hebben.
Maar Jezus oordeelt
niet, hij is blij met al het goede dat gezaaid wordt, ook al is het niet in
zijn naam. Eigenlijk hoorden we een
gelijkaardig verhaal in de eerste lezing.
Deze keer gaat Jozua naar Mozes omdat er 2 mannen profeteren die niet
bij de groep van zeventig oudsten behoorden.
En de mensen zeggen tegen Mozes: je moet hen tegenhouden. Maar Mozes antwoordt zoals Jezus: op? Ik zou willen dat heel het volk van de Heer
profeteerde en dat de Heer zijn geest op hen legde.’
Waar Jozua en Johannes
om bekommerd zijn, is niet de verandering in het hart van de mensen of de
genezing van de zieken, het is hun eigen groep waar ze mee bezig zijn. Maar het hart van Jezus is groter dan dat,
Jezus denkt zo niet. Jezus’ medelijden
voor wie lijdt is zo groot, dat hij de genezing op de eerste plaats zet en niet
wie het doet of in welke naam….
Daarom antwoordt Jezus
aan Johannes met duidelijke toon: Houd
hem niet tegen. Het goede komt
altijd van God, wie het ook doet.
Degenen die de armen en zwakken helpen, degene die wie in nood is helpt,
de gevangenen bezoekt, de zieken verzorgt, kortom het goede doet, komt van
God.
God gooit alle schema’s
die wij opstellen dooreen. Hij is overal
aanwezig waar er liefde is, waar er goedheid en medelijden is. God is die hongerige aan wie eten wordt
gegeven of die eenzame die wordt bezocht of die zieke die wordt genezen.
Wij moeten zoals
Johannes niet droevig of ongerust zijn wanneer we anderen die niet bij onze
groep horen mooie dingen zien doen, integendeel. We moeten ons verheugen over al het goede dat
in de wereld gebracht wordt, want het is dé manier om tegen het kwade te
vechten.
Bidden wij dan voor al
wie het goede doet in deze wereld, voor alle mensen die werken aan de
vrede. Bidden wij voor al wie op de
vlucht leeft, opdat wij hen in Europa gastvrij mogen verwelkomen. Bidden wij ook voor alle landen in
oorlog.