Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

zondag 16 augustus

Spreuken 9, 1-6
Joh 6, 51-58

Beste vrienden,

Vandaag is het de 20ste zondag van de gewone tijd van het jaar.  We lezen vandaag opnieuw uit het zesde hoofdstuk van het evangelie volgens Johannes en zijn aan het einde gekomen van Jezus’ woorden in de synagoge van Kafarnaum.

Jezus spreekt al een paar weken over het brood van het leven.  Hij zegt: Ik ben het levend brood, dat uit de hemel is neergedaald.  Dit doet ons denken aan het manna dat uit de hemel kwam, toen het volk van Israël in de woestijn was.  De Israëlieten waren immers door Mozes bevrijd van de slavernij van de farao van Egypte.  En Mozes was met het volk de woestijn in getrokken.  Maar onderweg kregen ze honger en ze begonnen te morren tegen Mozes en zijn broer Aaron.  God heeft ons gered, om ons dan hier te laten verhongeren! zeiden ze.

Maar Mozes stelde hen gerust en zei dat de Heer voor hen zou zorgen.  En de Heer zorgde voor zijn volk.  Hij liet tegen de avond kwartels overvliegen zodat ze vlees hadden en ’s morgens lag er over heel de woestijn een laagje ochtenddauw, dat ze konden eten zoals brood.  Dit was het manna.

Jezus gaat nog verder en zegt:   Als men van dát brood eet, zal men leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, voor het leven van de wereld.’  

Alle mensen die hem horen staan versteld en ze beginnen te discussieren, want ze begrijpen eigenlijk niet wat Jezus zegt.  Jezus spreekt geregeld over het Oude Testament om zijn woorden duidelijker te maken.  En Hij verwijst dan ook naar het verhaal van het manna, omdat de joden dit verhaal heel goed kenden uit hun traditie.

Jezus zegt dat hij zelf dat brood is, dat leven geeft.  In het Oude Testament wordt vaak gesproken in beeldspraak, over het feestmaal met de Heer.  Zo lazen we ook in de eerste lezing: De wijsheid heeft haar tafel gedekt, slachtvee geslacht, wijn gemengd…

En ze roept tot allen: Kom, eet mijn brood en drink de wijn die ik gemengd heb.  Je zult leven en de weg van het inzicht betreden.

Met het thema van het feestmaal brengt Jezus heel het Oude Testament samen en brengt het tot vervulling.  Eigenlijk zegt hij: al die keren dat er werd gesproken over het feestmaal met de Heer, kom naar mij, ik ben dat feestmaal!

Maar zijn luisteraars begrijpen het niet en zeggen tegen elkaar:  Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven?

Ze discussieerden over de letterlijke betekenis van zijn woorden en dat is heel begrijpelijk.  Meer nog, ze hadden gelijk om erover verbaasd te zijn want wat Jezus zei was écht buitengewoon.  

Maar waarom hadden vroegen ze dan niet meer uitleg aan Jezus?  Nee, ze waren zeker van hun zaak: het kon niet wat Jezus zei.  En daarmee was de kous af.  Ze wilden zich niet vernederen om toe te geven dat ze het niet begrepen…

Dat is het verschil met de armen en de bedelaars.  Die durven zich wel te vernederen om hulp en redding bij Jezus te zoeken.  En juist daarom worden ze gered.

Maar Jezus kent hun bedenkingen en twijfels en daarom legt hij het opnieuw uit;  Waarachtig, Ik verzeker u: als u het vlees van de Mensenzoon niet eet, als u zijn bloed niet drinkt, is er geen leven in u.  Maar wie mijn vlees en bloed eet en drinkt, die bezit eeuwig leven: op de laatste dag laat Ik hem opstaan, want mijn vlees is echt voedsel, mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft met Mij verbonden en Ik met hem. Zoals Ik leef uit de Vader, de Levende, die Mij gezonden heeft, zo zal ook hij die zich met Mij voedt, leven uit Mij. Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald, niet dat wat uw voorouders hebben gegeten, die niettemin gestorven zijn. Wie zich met dit brood voedt, zal leven in eeuwigheid.’


De woorden van Jezus zijn heel concreet en zelfs redelijk hard.  Aan de put had Jezus tegen de Samaritaanse vrouw al gezegd dat hij haar levend water gaf.  Nu spreekt hij over zijn vlees en bloed die leven geven.

Dat is de communie, de mysterieuze band van God met de mensen, de eucharistie.  Paulus spreekt hierover in zijn eerste brief aan de Korinthiers:
De beker van de zegening, geeft ons gemeenschap met het bloed van Christus. En het brood dat wij breken, geeft ons gemeenschap met het lichaam van Christus.  Omdat het één brood is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allemaal hebben wij deel aan het ene brood.

Daarom moeten we ons afvragen hoe wij naar de eucharistie komen, hoe wij te communie gaan.  Is het gewoon een traditie?  Een wekelijkse routine?  Een gewoonte?

Begrijpen we genoeg dat we door deel te nemen aan de eucharistie ook deelgenoot worden van dat grote plan van liefde van God voor de mensen?  Dat grote mysterie van liefde, waar wij nog zo weinig van begrijpen en zo klein tegenover staan… Daarom zeggen wij ook voor de communie: Heer, ik ben niet waardig dat gij tot mij komt….

Nee, wij zijn inderdaad niet waardig om tot bij de Heer te komen en dat vergeten we vaak….  Wij moeten naar de eucharistie komen met de nederigheid van een bedelaar, die begrijpt dat de redding niet van zichzelf kan komen, maar enkel van de Vader.


Bidden wij dan de Heer om een nederig hart, om meer vertrouwen dat zijn Woord en zijn lichaam ons leven écht kan veranderen.  Bidden wij ook voor alle christenen in de wereld die vervolgd worden.  Bidden wij voor alle gelovige mensen die omwille van hun geloof in gevaar zijn.  Bidden wij tot slot ook voor alle landen in oorlog en voor alle vluchtelingen.