Joz 24, 1-2a 15-17 18b
Joh 6, 60-69
Beste vrienden,
Vandaag zijn we aan
het einde gekomen van Jezus’ discours over het brood van het leven. Woorden die Jezus sprak in de synagoge van
Kafarnaum. Heel veel mensen waren naar
Jezus komen luisteren, niet alleen zijn leerlingen. En vorige week hoorden we reeds de reactie
van ongeloof en het gemor van de mensen.
Wat zegt die Jezus nu toch allemaal!
Wie denkt hij wel dat hij is!
Brood van eeuwig leven, Zijn vlees eten, door Hem tot de Vader komen… We kennen hem toch? Hij is de zoon van Jozef en Maria, hij komt
uit Nazareth!!
En vandaag horen we de
reactie van de leerlingen van Jezus, van diegenen die al een tijdje met Jezus
op weg waren, die Hem beter kenden, die gekozen hadden om alles achter te laten
en Hem te volgen, die al op verschillende gelegenheden Jezus mirakels hadden
zien volbrengen, genezingen, broodvermenigvuldigingen,…
Die leerlingen
begonnen ook te morren… Wat zei Jezus nu?
Dat je enkel tot de Vader kan komen, door Zijn lichaam te eten, door
Zijn woord te horen, door deel te nemen aan Hem?
Deze vraag wordt
doorheen de eeuwen gesteld en herhaald.
Hoe kan dat lichaam van Jezus ons nu deel laten nemen in het eeuwig
leven? Of nog concreter: hoe kan het dat
je via Jezus in contact komt met God?
Dat vroegen de leerlingen zich af: ze kenden die Jezus toch, een goede
man maar al bij al toch ‘maar’ een man uit Galilea, geen koninklijk vorst…
Deze woorden van Jezus
dwingen de leerlingen tot een keuze: ofwel ben je met Jezus en volg je Hem,
ofwel ben je niet met Jezus en leef je verder zoals voordien.
De leerlingen moeten
kiezen, zoals ook het volk van Sichem in het Oude Testament moest kiezen. Als u
de Heer niet verkiest te dienen, kies dan nu wie u wel wilt dienen.
Leerling van Jezus
zijn is een keuze. Een keuze die wij
zelf maken of die onze ouders in onze plaats maken door ons te laten dopen.
En vandaag in deze
viering worden 2 kleine vrienden gedoopt: Isaac en Moses. Hun ouders kiezen met het doopsel om hun deel
te maken van de grote, wereldwijde familie van leerlingen van Jezus. En met de keuze van hun vormsel zullen ze
zelf die keuze van hun ouders
bevestigen, zelf opnieuw maken.
Wanneer Jezus ziet dat
ook sommige van zijn leerlingen weggaan, vraagt hij aan de twaalf: ‘Jullie willen toch niet óók weggaan? Dit is één van de moeilijkste momenten in het
leven van Jezus. Jezus had er zoveel werk
in gestoken om die leerlingen te verzamelen, om hen met veel geduld zijn Weg
uit te leggen, om hen te leren hun leven te veranderen, en nu zou het kunnen
dat ze allemaal weggaan…
Petrus neemt het woord
en spreekt in naam van de anderen: Maar Heer, naar wie zouden we gaan? In uw
woorden vinden we inderdaad eeuwig leven.
Petrus spreekt in naam
van de andere leerlingen en in naam van alle leerlingen die nadien nog zullen
komen, dus ook in naam van ons allemaal.
In uw woorden vinden
we eeuwig leven. Daarom blijven de
leerlingen bij Jezus en volgen ze Hem.
Ze begrijpen misschien niet alles wat Jezus zegt, maar ze hebben
begrepen dat hun vriendschap met Jezus de sleutel is tot geluk.
De redding van de
leerlingen ligt niet in het feit dat ze zonder fouten zijn, maar wel dat ze
begrepen hebben dat ze gered worden door Jezus te volgen, toen en vandaag.