Mc 14, 12-16.22-26
Vandaag vieren we het
feest van het lichaam en het bloed van Jezus.
Jezus is nooit een spook of een geest, hij is lichaam geworden. Hij toont zich vandaag aan ons, concreet, in
brood en wijn, die voor ons lichaam en bloed van Jezus worden.
Je kan niet van God
houden, zonder van zijn lichaam te houden, zonder naar zijn woorden te
luisteren. Daarom gaan wij met zoveel
eerbied te communie. Omdat brood en wijn
voor ons lichaam en bloed van Jezus worden en daar willen we respect voor
tonen.
Jezus spreekt tot ons
met de woorden van de Schrift. Daarom
staan we recht tijdens het evangelie, om te tonen dat het iets belangrijks is
waar we naar luisteren en we maken 3 kruisjes: op ons hoofd (ik wil aan Jezus
denken), op onze lippen (ik wil over Jezus spreken) en op ons hart (ik wil
Jezus in mijn hart dragen).
We zingen ook
Halleluja voor en na het evangelie, om te zeggen ‘Loof de Heer’. Het evangelie is een Woord van bevrijding,
het bevrijdt ons van een leven dat enkel draait om onszelf. Het bevrijdt ons van de triestigheid van een
leven zonder vrienden, zonder armen of zwakken.
En nadat we naar de
woorden van Jezus hebben geluisterd, bereiden we ons hart voor op de
eucharistie. Het moment dat Jezus
tastbaar onder ons komt, die hostie kunnen we voelen, die wijn kunnen we
proeven.
Die hostie is lichaam
van Jezus geworden en sinds onze eerste communie mogen we elke week deel
uitmaken van de communie van leerlingen van Jezus die brood en wijn delen en
die Jezus zo in hun eigen lichaam opnemen.
En eigenlijk moet elke
week dat we te communie gaan een beetje zoals die eerste keer zijn, waar je zo
naar hebt uitgekeken. De communie mag
nooit een gewoonte worden, iets wat je tussendoor doet, zonder veel bij na te
denken.
Dit brood, deze
hostie, is niet iets wat je in de winkel koopt, niet iets waar je recht op
hebt. Wij die vaak denken dat alles om
geld draait en dat alles gekocht kan worden, ervaren elke zondag de gratisse
liefde van Jezus.
Dit lichaam van Jezus
leert ons om zelf gratis lief te hebben: het is het lichaam van de liefde van
God. Het altaar van de eucharistie is
die tafel waar Jezus met zijn leerlingen aanzat op het laatste avondmaal. Hij nam als eerste brood en wijn in de
handen, zoals de priester elke week doet en heeft het gebroken en onder zijn
leerlingen verdeeld. Het lichaam van
Jezus wordt gedeeld, het is niet voor iemand alleen. Het is gebroken en gedeeld.
Naast de eucharistie
kunnen we Jezus nog in een ander vorm herkennen: in de armen en zwakken. Wanneer wij Jezus écht willen eren en écht
graag willen zien, moeten wij de armen en zwakken graag zien. Gisteren bestond het restaurant voor de
daklozen Kamiano in Antwerpen 21 jaar.
Dit betekent 21 jaar van vriendschap met wie arm is, met wie op straat
leeft, met wie verslaafd is, met wie een moeilijk leven leidt.
We kunnen niet het
lichaam van Jezus eren in de eucharistie en het nadien misprijzen in de armen
die we ontmoeten door over hen te oordelen of op hen neer te kijken.
Het lichaam van
Christus, dat is die dakloze, dat is die bejaarde vol rimpels die wacht in de
gang van de instelling op een bezoekje, dat is die Afrikaanse vluchteling die
in een overvol bootje op een woelige zee probeert Europa te bereiken.
Het zijn al die armen
die leven in moeilijke omstandigheden, in oorlog, in armoede, in gebieden waar
aardbevingen of overstromingen zijn. God
ziet de armen graag, Zijn lichaam is dat van hen.
Zo zegt paus
Franciscus het ons: gelukkig degene die het lichaam van Christus liefheeft in
het lichaam van de armen.
Laat ons dus met heel
veel liefde en respect te communie gaan, maar laten we vooral ook Jezus graag
zien in alle armen en zwakken die we ontmoeten of die we nooit gezien hebben
maar waar we over horen op het nieuws of in de krant.
Bidden wij voor al
deze armen en zwakken, bidden wij voor al wie in nood is, voor al wie op de
vlucht leeft, voor al wie alleen is.