Joh 20, 1-9
Beste vrienden,
Maria van Magdala gaat naar het graf wanneer het nog donker is. De wereld is nog donker…het kwade lijkt te overwinnen… Er is zoveel kwaad geweest in de voorbije dagen tegenover Jezus…
Jezus vraagt aan drie
van zijn leerlingen om bij Hem te waken, Petrus, Jacobus en Johannes en tot 3 keer
toe vallen ze in ’t slaap, terwijl Jezus een beetje verder bidt met zijn Vader
omdat hij bang is voor wat er staat te gebeuren.
Dan wordt hij
gevangengenomen, verraden door één van zijn leerlingen Judas Iskariot. Judas die Jezus voor dertig zilverstukken
verraden heeft. Jezus wordt bespot en
geslagen, hij wordt vernederd. De mensen
kiezen om de moordenaar Barabas vrij te laten.
Nergens komt er hulp. Pilatus
wast zijn handen in onschuld…
Jezus wordt
gekruisigd, tussen de misdadigers. En
nog blijven de mensen hem bespotten. Ze
zeggen allemaal: Red jezelf. Als jij
écht die Messias bent, bewijs het nu dan maar.
Kom van het kruis af, dan zullen we in jou geloven.
Alle leerlingen laten
Jezus in de steek. Petrus, die ervoor
nog gezegd had dat hij tot de gevangenis en tot de dood met Jezus zou meegaan,
zegt tot drie keer toe dat hij Jezus niet kent.
En dan kraait de haan…
Er is zoveel
duisternis in de wereld, ook vandaag. Er
zijn christenen die sterven, omdat ze zoals de kleine Abish in Pakistan op
zondag naar de kerk gaan, of in de universiteit zoals in Kenia de afgelopen
week. Er zijn oorlogen, er is nog zoveel
geweld, er zijn nog zoveel eenzame bejaarden die in rusthuizen zitten wachten
op bezoek dat nooit komt.
Maria van Magdala gaat
naar het graf wanneer het donker is.
Misschien om gewoon nog even in de buurt van Jezus te zijn, omdat ze
niet écht kan begrijpen dat die Meester gestorven is, dat de dood gewonnen
heeft.
Vroeg in de ochtend
gaat ze naar het graf en ze ziet dat de steen is weggerold. Ze loopt snel naar Petrus en Johannes, de leerling
die Jezus liefhad; ze vertelt hen dat
het graf open is, maar ze denkt dat iemand het dode lichaam van Jezus heeft
weggenomen. Ze
hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu
neergelegd hebben.
Alle hoop lijkt
verloren. Nu is het lichaam van Jezus
ook nog weg! Het is Maria die Petrus en
Johannes in beweging doet komen. Vanaf ze van haar horen dat het lichaam van
Jezus weg is, lopen ze naar het graf.
Beide leerlingen lopen, maar Johannes die veel jonger is dan Petrus,
loopt voor hem uit en komt als eerste bij het graf aan. Toch wacht hij op Petrus en samen gaan ze het
graf binnen. Ze zien met hun eigen ogen
dat het lichaam van Jezus er niet is.
De leerlingen rennen
naar het graf. Ze haasten zich. Alles verandert bij de Verrijzenis. Er is terug hoop! Het leven is nog niet voorbij, de dood heeft
niet gewonnen, Jezus leeft!
Johannes komt aan het
graf, hij ziet en hij gelooft. Tot dan
hadden ze uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest
opstaan. Ook wij zijn vaak zoals die
leerlingen: we hebben het nog niet begrepen.
We geloven zo gemakkelijk dat het kwade uiteindelijk sterker is dan het
goede. Dat er weinig te doen is aan het
kwade in de wereld, aan de oorlog, aan het geweld,…
Als een klein beetje
van de duisternis van het kwade overwonnen wordt, als de wanhoop van de angst
een klein lichtje van liefde wordt, als de tranen gedroogd worden en de eenzame
een gezel vindt, als een zwakke getroost wordt, als een stervende met
genegenheid omringd wordt en zich aan de handen van God toevertrouwt, dan
verrijst de wereld.
Met de verrijzenis
overwint God de dood, de grootste vijand van de mens. Jezus is voor ons gestorven. Maar hij is niet dood. Hij leeft.
En waar wij met twee of drie samen zijn, daar is hij in ons midden.
Bidden wij dan voor
een groter geloof in de kracht van het evangelie, bidden wij voor het einde van
oorlog en geweld, bidden wij dat wij leerlingen zouden zijn die overal het
licht van Pasen laten stralen en hoop in de wereld brengen.