Mt 21, 33-43
Beste vrienden,
Het is al drie zondagen na elkaar dat het
evangelie ons spreekt over de wijngaard.
Ook in het Oude Testament wordt heel veel over de wijngaard
gesproken. De wijngaard stelt het volk
van God voor. Jesaja zegt dat ergens: De
wijngaard van de Heer van de legermachten, dat is het volk van Israël. Deze teksten spreken telkens over een hele
grote liefde van God voor zijn wijngaard, voor zijn volk. Een liefde zonder grenzen.
En zoals in de lezing
van Jesaja die we zonet gehoord hebben, spreken ze soms zelfs alsof het over
een geliefde gaat. Wij zijn zoals die
wijngaard. De Heer heeft altijd werkers
gestuurd om in die wijngaard te werken, dus tussen de mensen. Maar wij moeten toegeven dat we niet altijd
goede vruchten voortbrengen. Dat we soms
zure druiven voortbrengen: wanneer we ruzie maken, wanneer we jaloers zijn,
wanneer we roddelen over iemand anders,…
Wat kon ik meer aan mijn wijngaard doen, wat
heb ik te weinig gedaan?
Dat horen we de Heer zeggen. De Heer vraagt het zich af, alsof hij iets
meer had kunnen doen, alsof hij de fout bij zichzelf zoekt. Hij die zonder twijfel zoveel meer gewerkt
heeft dan wij. Waarom vraagt Hij zich dat
af en waarom vragen wij ons zo weinig af of we meer hadden kunnen doen?
Vaak kijken we alleen
naar ons eigen kleine hoekje van de wereld en klagen we over kleine dingen die
we als groot onrecht zien tegenover ons.
Iemand die mij slecht behandeld heeft, iemand die mij niet uitgekozen
heeft, ik die minder krijg dan een ander, ik die meer pech heb dan een ander….
Door zoveel naar
onszelf te zien, vragen we ons maar weinig af wat we meer zouden kunnen doen om
te werken voor de wijngaard van de Heer.
Die Heer die zoveel liefde geeft.
En hoe antwoorden de wijnbouwers?
Met meer en meer agressie, met meer en meer vijandigheid.
Tegen de tijd van de druivenoogst stuurde hij
zijn knechten naar de wijnbouwers om zijn vruchten in ontvangst te nemen. Maar
de wijnbouwers grepen de knechten, ze mishandelden er een, doodden een ander en
stenigden een derde.
En wanneer de Heer nog
meer knechten stuurt, worden ze ook zo slecht behandeld. En wanneer Hij zijn eigen zoon stuurt, wordt
die zelfs gedood. Toen Jezus dit verhaal
vertelde, begreep hij waarschijnlijk als enige dat hij over zichzelf
sprak. Nu begrijpen wij het verhaal
beter; die zoon dat is Jezus. Door God
in de wereld gestuurd uit liefde voor de mensen, maar door de mensen verraden
en vermoord.
Aan het einde van de
parabel vraag Jezus aan zijn luisteraars wat die Heer zou moeten doen met die
wijnbouwers. Het antwoord lijkt logisch: De onmensen! Laat hij ze op een
mensonwaardige manier ombrengen en de wijngaard verpachten aan andere
wijnbouwers, die de vruchten wel aan hem afdragen wanneer het daar de tijd voor
is.’
Dat is het
belangrijkste en daarop worden ze geoordeeld: dat ze vruchten dragen. Dat ze in de wijngaard werken en zorgen voor
goede vruchten. Dat is ook onze taak:
werken in de wijngaard van de Heer, vriendschap verspreiden onder de mensen, het
goede laten winnen op het kwade. En dan
zullen ook wij rijke vruchten voortbrengen.
Vruchten van vriendschap met wie eenzaam is, vruchten van hulp aan
landen in oorlog, vruchten van gebed voor alle slachtoffers van geweld en
oorlog.
En dan eindigt Jezus
met een belangrijke zin: De steen die de
bouwers afkeurden is de hoeksteen
geworden. Ieder van ons is als zo’n
steen die door de bouwers afgekeurd wordt.
Want wij hebben allemaal onze fouten en onze slechte kanten. Maar als we ons bekeren, als we ons hart
openen dan kunnen we als een hoeksteen worden waarop gebouwd kan worden.
Zoals Petrus, die Jezus eerst verraden heeft en tot drie keer toe gezegd heeft dat hij Hem niet kende. Petrus die het zwaard wou trekken om Jezus te verdedigen met geweld. Die Petrus bekeert zich, wanneer Jezus zich naar hem omdraait en hij wordt de hoeksteen waarop de kerk gebouwd is.
Zoals Petrus, die Jezus eerst verraden heeft en tot drie keer toe gezegd heeft dat hij Hem niet kende. Petrus die het zwaard wou trekken om Jezus te verdedigen met geweld. Die Petrus bekeert zich, wanneer Jezus zich naar hem omdraait en hij wordt de hoeksteen waarop de kerk gebouwd is.
Bidden wij dan dat wij
ons zouden bekeren. Dat wij ons hart
naar de Heer zouden richten en van zijn woorden zouden leren.
Bidden wij dan voor al
wie in nood is, voor wie op de vlucht leeft, voor wie eenzaam is. Bidden wij voor het einde aan alle geweld en
oorlog. En laten wij op het gebed van
iedereen antwoorden met: ‘Wij bidden u, verhoor ons Heer’.