Welkom

Welkom op de blog van het Land van de Regenboog. Op deze blog vind je wekelijks de tekst van de kinderliturgie tijdens de eucharistieviering van Sant Egidio, elke zondag om 17u in de Sint Carolus Borromeuskerk te Antwerpen.

Het Land van de Regenboog is een internationale beweging van en voor kinderen die zich willen inzetten om samen een betere en meer menselijke wereld uit te bouwen. Kinderen van 5 tot 12 jaar zijn welkom.


Meer info op de website van de gemeenschap van Sant Egidio.

zondag 19 oktober 2014

Jes 45, 1.4-6
Mt 22, 15-21


Beste vrienden,

Er was een groep Farizeeën die Jezus in de val wilden lokken.  Daarom sturen ze een aantal leerlingen van hen, samen met een groepje Herodianen naar Jezus.  De Herodianen waren een koningsvolk dat over Israël regeerde, met toelating van de Romeinen. 

De Farizeeën waren degenen die de wet bestudeerden en heel strak opvolgden.  Dus de mensen van de staat en de mensen van de wet gaan naar Jezus om hem in de val te lokken.

Ze vragen aan Jezus of de mensen belastingen moeten betalen of niet. De vraag is sluw, want als Jezus zegt dat ze niet moeten betalen kunnen ze hem beschuldigen van verraad aan de Romeinen en kunnen ze hem oppakken.  Als Jezus zegt dat ze wel moeten betalen, lijkt het of hij aan de kant staat van de Romeinen.  En dat waren nu juist de onderdrukkers van het joodse volk.  De vijand dus!  Er lijkt geen juist antwoord op deze vraag mogelijk.

En hun vraag is extra sluw, omdat ze beginnen met Jezus op te hemelen.  Meester, wij weten dat u oprecht bent en in alle oprechtheid onderricht geeft over de weg van God. We weten dat u zich aan niemand iets gelegen laat liggen, u kijkt immers niemand naar de ogen.  Wat ze zeggen is op zich natuurlijk waar: Jezus is oprecht, Jezus geeft onderricht over de weg van God, zich aan iemand iets gelegen laten liggen wil eigenlijk zeggen zich bekommeren om iemand, dus dat is ook waar.  Iemand naar de ogen kijken wil zeggen wachten op de toestemming van iemand anders voor je iets doet.  Dat deed Jezus ook niet.  Dus wat ze zeggen over Jezus is wel waar, maar ze zeggen het met zo’n listigheid dat het eigenlijk bedoeld is om Jezus in de val te lokken, dat ze eigenlijk het tegenovergestelde bedoelen. 

De evangelist schrijft dat Jezus hun boze opzet doorhad.  Jezus trapt niet in hun geslijm.  Waarom stelt u me op de proef, huichelaars?  Hij gaat niet mee in hun ideologisch gefilosofeer en bekijkt de vraag vanuit een praktische kant.  Hij vraagt dat ze hem het geld tonen.  Van wie is dit een afbeelding en van wie is het opschrift?’  Ze antwoordden hem: Van de keizer.  De denarie was immers de belastingsmunt, die de joden moesten betalen aan de Romeinen.  Op die munt stond de afbeelding van de keizer. 

Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort. Het antwoord was uiteraard niet wat ze verwacht hadden.  Jezus zegt niet dat je geen belasting moeten betalen, hij zegt dus niet dat je buiten de samenleving moet staan als christen.  Nee, christenen staan juist met hun twee voeten in de maatschappij.  Ze moeten dus ook belasting betalen, hun bijdrage.  Maar belastingen betalen is niet hetzelfde als je onderwerpen aan de macht van de keizer. 

Het belangrijkste is wat er in je hart leeft.  Geef dat geld maar aan de keizer, maar geef je hart aan God, lijkt Jezus te zeggen.  Het belangrijkste is dat wij God op de eerste plaats zetten.  Dat wij leven voor de liefde van God die Jezus ons toont en niet voor het geld of de macht die de keizers van deze wereld ons voorspiegelen. 

Daarom zegt de profeet Jesaja in de eerste lezing: Ik ben de Heer, er is geen ander. 

Er is inderdaad het gevaar van andere goden na te lopen.  Maar wat zijn die andere goden dan?  De god van het geld.  Je kan alleen maar voor het geld leven en altijd maar meer willen.  De god van de macht.  Je kan denken dat je met veel macht geluk zal vinden.  En veel mensen kijken ook op naar mensen die macht of geld hebben.  Jezus vraagt ons om niet zo te zijn.  Hij vraagt ons om naar de mensen zelf te kijken.  Niet naar hun geld, niet naar hun macht, maar naar hun goede eigenschappen.

Iedere mens, wat zijn talenten ook zijn, groot of klein, is geschapen naar het beeld van God.  Naar het beeld van de liefde zelf.  Die zit in ons.  Wij moeten ons hart laten kneden door het evangelie, zodat die liefde van God zichtbaar kan worden en velen rondom ons kan verwarmen.  Wij zijn allemaal kinderen van God en dus broers en zussen van elkaar.  Aan God teruggeven wat van God is, wil zeggen je leven in dienst stellen van God, van de liefde.  Niet baas willen zijn over de anderen, niet neerkijken op de anderen, maar in elke andere mens het beeld van God herkennen. 

Wij zijn allemaal kinderen van God.   Laten we dan ook als kinderen van God leven, laat ons het goede in de wereld brengen, laat heel ons leven een teken zijn van de liefde van God zoals Jezus het ons heeft voorgedaan.

Bidden wij dan voor alle landen in oorlog, bidden wij voor alle mensen die op de vlucht zijn.  Bidden wij voor de slachtoffers van de sneeuwstorm in Nepal.  Bidden wij voor al wie slachtoffer is van natuurgeweld of van het geweld dat mensen elkaar aandoen.