Joh. 14, 1-12
Beste vrienden,
Het evangelie van
vandaag brengt ons tot bij het laatste avondmaal van Jezus met zijn leerlingen. Jezus stond op het punt om zijn leerlingen te
verlaten om ten hemel te worden opgenomen.
Binnenkort vieren we de Hemelvaart van Jezus. Jezus wil dat zijn leerlingen tot in de
diepte begrijpen wat het evangelie van hen vraagt. En dat ze door voor Hem te kiezen, ook voor
de Vader zelf kiezen. Jezus maakt het
heel duidelijk, Niemand kan bij de Vader
komen dan door mij. Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen.
Deze eerste
gemeenschap van leerlingen, voor wie Jezus zo hard gewerkt heeft, moet niet
triestig worden. Jezus spreekt over het
huis van zijn Vader. Hij heeft het niet
over de tempel, maar over het Rijk der Hemelen, over het paradijs, over de plaats
waar wij God zullen zien van aangezicht tot aangezicht.
Jezus heeft zijn
leerlingen zo vaak uitgelegd hoe ze kunnen veranderen. Aan de rijke jongeling zei hij: verkoop wat
je bezit, en geef het aan de armen. Ergens
anders zegt hij: daar waar uw schat is, daar is ook uw hart. Jezus wil zijn leerlingen en ons allemaal
behoeden van een leven dat enkel draait om onszelf. Hij wil ons wegleiden uit een triestig leven.
Maar de leerlingen
hebben het nog niet zo goed begrepen. Jezus
heeft hen nog maar net de voeten gewassen, een gebaar van nederigheid tot het
uiterste. De leerlingen begrijpen het
nog niet zo goed. En dan zegt Tomas:
‘Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg
daarheen kunnen weten?’
En Jezus antwoordt
hem: Ik ben de weg, de waarheid en het
leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij. Als jullie mij kennen
zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie
hebben hem zelf gezien.’
En dan spreekt ook
Filippus, een andere leerling die al zo lang met Jezus op weg is en hij zegt: Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen
we niet. Jezus antwoordt een beetje triestig: ik ben al zo lang bij
jullie. Hij begrijpt dat zijn leerlingen
er nog niet veel van begrepen hebben. Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.
Dit is het hart van
het evangelie en van het christelijke geloof.
Waar kunnen wij God ontmoeten? Dat
vragen velen zich af. Voor de christenen
is het duidelijk: in Jezus. Als wij God
willen begrijpen, moeten we Jezus leren begrijpen. Als wij de gedachten van God willen kennen,
volstaat het om de gedachten van Jezus te kennen.
De christenen hebben
geen ander beeld van God, dan het beeld van Jezus: vriend van de armen. En als we dan nog niet weten hoe we Hem
kunnen ontmoeten, dan legt Jezus het zelf uit wanneer hij zegt: alles wat
jullie voor de kleinsten onder mij hebben gedaan, hebben jullie voor mij
gedaan.
Jezus wil dat we
Hem herkennen in elke arme die we
ontmoeten, in elke eenzame bejaarde, in elke bedelaar, in elk kind in Afrika
dat leeft in honger, in ieder die in oorlog leeft of op de vlucht.
Onze God heeft het gelaat
van Jezus, de liefde van Jezus, de barmhartigheid van Jezus. Het Rijk der Hemelen is Jezus. Als wij naar Jezus kijken, kijken we God in
het gelaat.
En wij zien in Jezus
het gezicht van God die de zieken geneest, maar tegelijkertijd is dit ook het gezicht
van een arm kind dat moet vluchten omdat het met de dood bedreigd wordt.
We zien een God die
verrezen is, maar die tegelijkertijd weent voor het graf van zijn vriend
Lazarus. Het is het gelaat van een God
die medelijden heeft, voor al wie hij ontmoet.
Een God die niet veroordeeld, een God die niet straft. Maar die geneest en zuivert.
Dat is het voorbeeld
dat wij willen naleven. En dan zegt
Jezus vol vertrouwen: Jullie zullen grote dingen doen. Meer dan we zelf nu kunnen begrijpen. Jezus vraagt ons om erop te vertrouwen dat
zijn weg de weg van de grote dingen is.
Juist door nederig te zijn, door ons klein te maken, zullen we in staat
zijn om groot te leven.
Bidden wij dan dat wij
altijd het voorbeeld van Jezus zouden proberen naleven. Bidden wij dat wij in alle armen en zwakken
Jezus mogen herkennen. Bidden wij voor
het einde van alle geweld en oorlog.
Bidden wij voor al wie op de vlucht is, voor al wie ontvoerd is, voor al
wie in angst leeft.